Gasthuizen

Liefdadigheidsinstellingen, zoals gast- en weeshuizen, waren er in de Zeeuwse steden in alle soorten en maten. Ze konden zowel een stedelijk als een kerkelijk karakter hebben.

Soms ging het om particuliere stichtingen, waarvan er vele net als de kerkelijke stichtingen onder toezicht van de overheid stonden. Veel liefdadigheidsgestichten stamden uit de Middeleeuwen, andere waren na de Hervorming door de overheid opgericht, vaak uit inbeslaggenomen fondsen van opgeheven instellingen van rooms-katholieke signatuur.

De taken van de instellingen van sociale zorg, al of niet in een eigen godshuis uitgeoefend, verschilden per instelling, evenals hun organisatievormen. De voorzieningen richtten zich op zieken, gebrekkigen, bejaarden, weduwen, wezen of doortrekkende vreemdelingen en konden bijvoorbeeld bestaan in voedsel en onderdak voor korte tijd, een vaste uitkering, of in kost en inwoning in een liefdadigheidsgesticht.

Grote gasthuizen verenigden verschillende van bovengenoemde functies. In veel gevallen kan men daarbij spreken van ‘armenzorg’, maar niet altijd. Niet elke bejaarde of wees was immers armlastig en dat gold zeker niet voor de proveniers, mensen die zich tegen betaling van een plaats in een gasthuis hadden verzekerd.

In Middelburg werd het eerste gasthuis opgericht in de 14e eeuw. Het was letterlijk een huis voor gasten, vreemdelingen en later voor zieke mensen die geen onderdak hadden of die zo slecht behuisd waren dat langdurige thuisverpleging onmogelijk was.

Tot het eind van de 19e eeuw waren de gast- en ziekenhuizen overwegend verpleeghuizen voor het minderbedeelde deel van de bevolking. Zieke personen die wel bemiddeld waren, lieten de geneesheer meestal thuis komen.

Met de opkomst van het medisch specialisme en de specifiek geschoolde verpleegster ontstonden rond 1900 de ziekenhuizen zoals we die nu ook nog kennen. Er werden rooms-katholieke en protestantse ziekenhuizen opgericht die op den duur fuseerden. Van deze ziekenhuizen zijn over het algemeen weinig gegevens over patiënten bewaard gebleven.

Lootjesboeken

De oudste stamboeken van het Gasthuis in Middelburg dateren uit de periode 1584-1812. Ze worden ook wel lootjesboeken (loodjesboeken) genoemd. Als na onderzoek door een van de chirurgijns bleek dat de patiënt mocht worden opgenomen in het gasthuis, dan kreeg hij als toegangsbewijs een stukje lood. De klerk, later de binnenvader, schreef de met lootje ingekomen zieken in het register in. In het lootjesboek vind je gegevens over de afkomst van de opgenomen persoon en vanaf de 18e eeuw van de overledenen ook de doodsoorzaak.

Patiënten in 1584-1812

Raadpleeg de inventaris met de lootjesboeken in het archief Godshuizen Middelburg, 1343-1812.

www.archieven.nl
Een oude man met hoge hoed kijkt in de camera.

Lootjesboeken in Zeeuwen Gezocht

Zoek direct naar patiënten in lootjesboeken in Gasthuis Middelburg in Zeeuwen Gezocht, de personendatabase van het Zeeuws Archief

zeeuwengezocht.nl

Literatuur

  • J.L. Kool Blokland, De zorg gewogen. Zeven eeuwen Godshuizen in Middelburg. Werken uitgegeven door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 7 (Middelburg 1990)
  • Een overzicht van de geschiedenis van de sociale zorg in Zeeland is te lezen in: H. Kool Blokland, ‘Twintig eeuwen Zeeuwen en hun armen en zieken’, in: Ach Lieve Tijd Zeeland 17

Godshuizen Middelburg

Bekijk de inventaris van het archief Godshuizen Middelburg, 1343-1812.

www.archieven.nl