Kaart van Suriname, omstreeks 1718. Uitgegeven door J. Ottens te Amsterdam, ca 1718. Gravure, 50,5 x 39 cm., ingekleurd. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata I-1623

De omzwervingen van Eva

In mei 1731 reisde Eva, een slaafgemaakte dienstbode van kleur, van Suriname naar Zeeland. Eenmaal aan Zeeuwse wal was zij een vrije vrouw. Toch wilde ze niet in Zeeland blijven.

Eva kwam met het schip Rusthof naar Zeeland. De Rusthof was een schip van de West-Indische Compagnie (WIC) en had onder leiding van kapitein Cornelis Boone een driehoeksreis gemaakt naar Angola en Suriname.

17 januari 1730 was Boone met de Rusthof vanuit Zeeland begonnen aan zijn reis naar de kust van West-Afrika. In Angola aangekomen, ruilde de kapitein de meegenomen handelsgoederen tegen mensen en vervolgens maakte hij de oversteek over de Atlantische Oceaan. 20 november 1730 bereikte het schip Suriname. Bij aankomst in Paramaribo waren er nog 545 slaafgemaakten in leven. [1]

Gedrukte kaart met grenzen en rivieren in kleur.
‘Nieuwe Kaart van Suriname …’ Uitgegeven door J. Ottens te Amsterdam, ca 1718. Gravure, 50,5 x 39 cm., ingekleurd. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata I-1623.

De kapitein verkocht de slaafgemaakten en regelde voor de thuisreis een lading suiker, koffie en roekoe (orleaan, van de achiote-plant voor de bereiding van rode verf). De lading was deels eigendom van de WIC en deels van verschillende plantage-eigenaren. Geladen met 389 oxhoofden (grote vaten) suiker, 9 oxhoofden koffie en 2 oxhoofden roekoe begon de kapitein op 17 maart 1731 aan de reis naar Middelburg. [2]

De weduwe en haar bediende

Aan boord was één officiële passagier: Jacoba Nullings, weduwe van Abraham Dusart. Zij had van het gouvernement van Suriname een reispas gekregen. Ook aan boord, maar zonder paspoort, was Eva, haar zwarte bediende. 22 mei 1731 legde de Rusthof aan in Middelburg. [3]

Waarschijnlijk vestigden de weduwe en haar bediende zich in Middelburg. Eva was een jonge vrouw van circa 20 jaar en had in Suriname het leven van een slaafgemaakte geleefd. Met haar komst in Zeeland werd zij een vrije vrouw. Ze ging naar de kerk en leek een toekomst in Zeeland tegemoet te gaan. Totdat de weduwe overleed.

Terug naar … Afrika?

Het kantoor van de WIC kamer Zeeland stond op de hoek van de Langedelft en de St. Janstraat in Middelburg. Het is het huis met de erker. Tekening, aquarel, 27×31 cm, 18e eeuw. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata II-463.

Eva had een nieuwe baan als bediende en daarmee een huis kunnen vinden. Maar ze koos ervoor Zeeland te verlaten. Ze wilde terug. Niet naar Suriname, maar naar de kust van West-Afrika. Ze ging naar de maatschappij waarmee ze naar Zeeland was gekomen en diende een verzoek in bij Guilliaem van de Capelle. Hij was de klerk en kamerbewaarder van de ‘presidiaele kamer’ van Zeeland van de WIC. [4]

Eva’s verzoek werd in de vergadering van de directeuren van 9 oktober 1732 besproken. Het schip Delft van de WIC-kamer Maze (Rotterdam) zou een reis naar de westkust van Afrika maken en het fort Elmina in Ghana aandoen. De klerk stelde voor om de directeuren van de kamer Maze om goedkeuring (‘brieven van voorschrijving’) te vragen “ten eijnde dat seker negerinne, genaemt Eva, […] met het schip Delft nae Guinea wederom moghte werden getransporteert”. De directeuren van de kamer Zeeland besloten “nae gedaane omvrage” het voorstel van Van de Capelle in te willigen.

Dienstmeid van de fiscaal

Detail van een kaart met de Atlantische Oceaan, rechtsboven Nederland, rechtsonder de kust van Afrika met Elmina en linksonder Nederlandse koloniën in de Cariben. Kaart uitgegeven door Tirion te Amsterdam, 1754. 34×35,5 cm. Uit: J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie, dl. XI. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata I-826.

Er was nog iemand die wilde meereizen met het schip Delft. Jan de Winter uit Middelburg had even daarvoor een baan gekregen bij de WIC. Hij was benoemd tot fiscaal (gerechtsdienaar) in het fort Elmina in  Ghana, Afrika. Toen hij hoorde van Eva’s verzoek, bood hij aan haar in dienst te nemen als zijn dienstmeid.

Daarop verzochten de directeuren van de kamer Zeeland per brief d.d. 10 oktober 1732 hun collega’s in Rotterdam om twee passagiers met de Delft te laten reizen: fiscaal Jan de Winter, en Eva. [5] Over Eva schreven zij: [6]

“Heeft zigh verder aan ons geaddresseert een negerin die nogh een kindt zijnde over eenige jaaren uijt Zuriname in deese landen overgebragt is, en nu het ongeluck heeft dat haar vrouw dezer weereldt is overleeden, te kennen gevende dat nae Guinea geerne wederom zouwde overgaan. Ende de fiscaal De Winter hier van kennis krijgende heeft zigh gedeclareert geneegen te zijn dit vrouwmens onder zijn opzigt wel te willen meede neemen met intentie om deselve op de cust van Guinea voor dienstmeijdt te gebruijken. Uedele dit konnende opprobeeren, zouwden wij niet alieen zijn dit verzoek in te willigen.” 

Dartel varend volk

Hoewel de directeuren in Middelburg instemden met Eva’s reisplannen, zagen de collega’s in Rotterdam beren op de weg. Eerst lieten ze weten per brief van 5 november 1732 dat zij “om diverse aangehaelde redenen swarigheijt vonden om de negerin Eva te laten transporteren”. 13 november wees de kamer Maze het verzoek definitief af. [7]

“… wat aanbelangd het transport van de negerin, soo ons berigt wert oud omtrent 22 à 23 jaren, opgevoed onder opsigt van christenen. Ja selfs gekomen tot de publike belijdenis des geloofs en dus lidmaat van de gereformeerde kerk. Hier ontrent vinden wij ons beswaard en konnen gemoedshalven (hoe geern wij ook andersints aan Uedele versoek soude willen voldoen) tot geen resolutie komen om sodanigen subject wederom te senden nae het heijdendom.

En wel speciaal niet ten prooij te geven aan dartel varend volk, ’t welk onvermijdelijk soude zijn, geconsidereert geen de minste plaats op ’t schip uijt te dencken is om een hokje tot haar verblijff te maken. Weshalven wij desen aangaande vrindelijk versoeken geexcuseert te mogen zijn.” [8]

De directeuren in Rotterdam durfden het dus niet aan een tot het christendom bekeerde vrouw

  1. naar ‘het heijdendom’ in Elmina te sturen, en
  2. aan ‘dartel varend volk’ bloot te stellen aan boord van een schip, dat bovendien niet beschikte over een aparte hut voor haar.

Zonder Eva, maar met fiscaal Jan de Winter vertrok het schip Delft onder leiding van kapitein Jan Brouwer naar de kust van West-Afrika. [9]

Terug naar … de Cariben?

Stadhuis aan de markt in Middelburg. Optica-prent, gravure naar tekening van C. Pronk, 1743. Zeeuws Archief, Historisch-Topografische Atlas Middelburg (HTAM), nr 294.

Nog steeds wilde Eva niet in Zeeland blijven. Nu Afrika uitgesloten leek, overwoog ze naar Suriname te gaan. Daar vreesde ze echter opnieuw in slavernij te raken. Ze besloot naar een naburige kolonie te gaan, aan de rivier van Essequebo, nu deel van Guyana. Om te voorkomen dat zij ook daar als een slaafgemaakte werd gezien en behandeld, wendde ze zich tot de stad Middelburg.

erkent & gehouden voor een vrije persoon, zoo en in diervoegen als binne onse stad alle onse inwoonders daarvoor gehouden en erkent werden

— Verklaring van de stad Middelburg over Eva

Begin 1733 verzocht Eva het stadsbestuur om een verklaring waarin werd vastgelegd dat zij vrij was. 5 februari stelden twee secretarissen van de stad deze verklaring op. Over Eva vermeldden zij dat zij van geboorte “een negrinne” was en in dienst was geweest van Jacoba Nullings. In de verklaring werd klip en klaar vastgesteld dat Eva een vrij persoon was en dezelfde rechten genoot als andere inwoners van Middelburg. [10]

Verklaring van de stad Middelburg

Wij burgemeesters & schepenen der stad Middelburgh in Zeland verklaren en certificeren bij dezen, ter requisitie van Eva, zijnde een negrinne van geboorten; alhier van Suriname gekomen met het schip Rusthoff, capiteijn Cornelis Boone, in den jaare 1731. In dienst van eene Jacoba Nullings, weduwe Abraham Duzart.

Dat dezelve tot nu toe alhier heeft gewoond en dat meer gemelde Eva alhier volcomen is en werd erkent & gehouden voor een vrije persoon, zoo en in diervoegen als binne onse stad alle onse inwoonders daarvoor gehouden en erkent werden.

In kennisse der waarheid hebben wij deeze gedaan. Zegelen met het contrazegel dezer stad en door een onser secretarissen laaten onderteijkenen op den 5 februarij 1733.

(was getekent) Carel Zegers, accordeert met zijn origineel dat ick getuijge, Mattheus Freher, secretaris

“Gelijk alle vrije Europianen”

Eva ging aan boord van een schip dat door de WIC werd ingehuurd. Het was de Zwaan met schipper Roeland Heems. De Zwaan moest suiker en andere retourgoederen halen in de kolonie. De directeuren van de WIC-kamer Zeeland gaven de schipper een brief mee, geschreven op dezelfde dag als de verklaring van de stad Middelburg. De brief was gericht aan de commandeur van de kolonie Essequebo in Guyana, Hermanus Gelskercke, en raden van politie aldaar. In het naschrift vroegen de WIC-directeuren Wilhelm Parker en Henry Somer Tulleken aandacht voor Eva. [11]

“P.S. met desen bodem is overgaende een negerin met naem Eva, uijt de rivier van Zuriname herwaers overgekomen, en door de dood van haer vrouw wederom geresolveert is haer van hier te begeven. Dogh geen genegentheit had naer Zuriname te vertrecken uijt vreese van in nieuwe slavernie te vervallen. En dewijle deselve in de gronden van de gereformeerde religie eenigsints is onderweesen en daer over twee gedep.e predikanten deser stad zigh aan ons hebben geaddresseert, zoo gelasten wij dat Uedele alle devoiren zullen aanwenden deselve in gemelde leere vorder te onderwijsen, en voorts haer te behandelen, gelijk aan alle vrije Europianen geschiedt.”

Precies hetzelfde naschrift voegden de directeuren toe aan hun brief, eveneens gedateerd 5 februari 1733, aan Hubertus Grevenbroek, predikant in de kolonie. [12] In Essequebo leefden in 1734 zo’n 845 slaafgemaakten en 66 Europeanen. [13]

De directeuren drukten de commandeur en de predikant dus op het hart voor Eva te zorgen en haar te behandelen zoals alle vrije Europeanen.

Eva bereikte de kolonie veilig en werd inderdaad onder de hoede genomen van de predikant. In reactie op dat nieuws schreven de directeuren in januari 1734 enigszins bezorgd aan de commandeur en de raden van politie: “Dat de negerin Eva bij den eerwaerden heer Grevenbroek is geplaets om in de gronden van het Christendom onderweesen te werden, is ons welgevallig. Dogh onse intentie is geentsins dat gemelte negerin een last voor de Compagnie zoude weesen, en door de selve zoude onderhouden werden, waer ontrent Uedele goede ordres zult moeten stellen.” [14]

De angst dat Eva de WIC op kosten zou jagen was echter ongegrond. Eva maakte alweer plannen voor een nieuwe bestemming: Suriname.

Vast en weer op vrije voeten

Landkaart van Suriname en Berbice met als inzet de plattegrond van Paramaribo. Gravure, ca 1769, uitgegeven door Isaac Tirion in Amsterdam. Zeeuws Archief, Verzameling Beeld en Geluid inv.nr 590.

Het lijkt erop dat Eva begin 1734 naar Suriname reisde en daar prompt werd vastgezet. 15 maart 1734 verzocht de commandeur in Paramaribo het bestuur van de kolonie om advies. “Hoe te handelen met een vrijgegeven negerin genaamt Eva?”. Het bestuur ‘delibereerde’ en liet 27 mei 1734 noteren: “Is goedgevonden ende verstaan dat de voorsz. negrin van de vrijhijd haar competeerende zal jouisseren ende sij dienvolgende op vrije voeten werden gesteld”. [15] Eva’s rechten werden dus gerespecteerd.

Van het besluit getuigt een archiefstuk dat bewaard is gebleven in het archief van het bestuur van de kolonie Suriname. Dat archiefstuk is de verklaring over Eva van de stad Middelburg. De woorden “dat meer gemelde Eva alhier volcomen is en werd erkent & gehouden voor een vrije persoon, zoo en in diervoegen als binne onse stad alle onse inwoonders daarvoor gehouden en erkent werden”, hadden hun werk gedaan.

Verklaring van de stad Middelburg

Bekijk de verklaring in het archief van de Sociëteit van Suriname op de website van het Nationaal Archief

www.nationaalarchief.nl