Tuchtrechtspraak voedselvoorziening en prijzen in Zeeland 1934-1951

Standbeeld van vrouw justitie in de gevel boven de deur van het stadhuis te Brouwershaven

De jaren dertig van de 20e eeuw zijn bekend als de crisisjaren. De Nederlandse overheid nam tal van maatregelen om de Nederlandse economie overeind te houden zo ook de landbouw. Er werd steun verleend aan noodlijdende bedrijven en tegelijkertijd op het voorkomen van misstanden toezicht uitgeoefend en zo nodig crisistuchtrechtspraak toegepast. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef deze tuchtrechtspraak bestaan tot aan het begin van de jaren vijftig. Tussen 1944-1951 kwam daar ook de tuchtrechtspraak op prijzen bij.

Het begrip tuchtrechtspraak

Naast de reguliere burgerlijke en de militaire rechtspraak kennen we in Nederland ook de tuchtrechtspraak. Tuchtrechtspraak is rechtspraak waarbij de belangen van de gebruikers van een bepaalde beroepsgroep worden gewaarborgd tegen verkeerd handelen door leden van de beroepsgroep. Denk hierbij aan artsen en advocaten maar ook in de sportwereld komt tuchtrechtspraak voor. Kenmerkend is dat er geen hechtenis (lees gevangenisstraf) wordt opgelegd, dat is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Wat het bewuste tuchtcollege wel kan doen is het opleggen van boetes en/of het uitsluiten van een verdere deelname aan de beroepsgroep.

Waarom tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening

De grote economische crisis van de jaren dertig van de twintigste eeuw had grote gevolgen voor de Nederlandse land- en tuinbouw en veeteelt. Vanaf 1928 liep de export schrikbarend terug. Bijkomend probleem was dat de Nederlandse landbouw – in tegenstelling tot in andere landen – geen overheidsbescherming kende en dus geen antwoord had op het overspoelen van de internationale markt door landbouwproducten tegen dumpprijzen. In 1929 kwamen de eerste geluiden vanuit de Tweede Kamer om de landbouw te ondersteunen zij het beperkt tot de suikerbietenteelt. Een paar jaar later kwam men met de zogenaamde steunwetten als de Tarwewet van 1931.

Wagen met twee paarden op tarweveld.
Brouwershaven. Jan Adriaan van der Klooster met zoon Marius Pieter Machiel van der Klooster. Bij de graanmaaier. 1935-1945. Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, nr. BRW-1140

Twee jaar later werd de Landbouwcrisiswet van 1933 van kracht. Men moest zich aansluiten bij crisisorganisaties welke ook tuchtrechtspraak mochten uitoefenen. Een jaar later werd deze bevoegdheid al weer ontnomen en speciale commissies voor de crisis-tuchtrechtspraak in het leven geroepen. De Centrale Commissie voor de Crisis-Tuchtrechtspraak in ’s Gravenhage handelde zaken in hoger beroep af. De hoofdambtenaar, bijgestaan door meerdere ambtenaren, was verantwoordelijk voor de vervolging, vergelijkbaar met de hoofdofficier van justitie vandaag de dag.

Aan het eind van de jaren dertig begon het beleid te veranderen van ondersteuning in bescherming van de voedselvoorziening. De uitbraak van de Tweede Wereldoorlog versnelde dit proces en in 1941 werd het Voedselvoorzieningsbesluit van kracht en verviel de Landbouwcrisiswet uit 1933. Het aantal overtredingen veroorzaakt door de voedselkrapte en afgehandeld van rechtswege (civiele en tuchtrechtspraak) nam dramatisch toe. Om een en ander beter onder controle te krijgen, werd de economische rechter in het leven geroepen en het tuchtrechtspraakstelsel op de kop gezet.

Suikerbieten worden met paard en wagen aangevoerd in de haven.
Serooskerke. De Schelphoek (landbouwhaven). Boeren voeren suikerbieten aan ter verscheping, 1930-1935. Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, nr. W-1037.

De crisiscommissies werden vervangen door alleenrechtsprekende tuchtrechters voor de voedselvoorziening en de ambtenaren voor de tuchtrechtspraak (zeg maar officieren van justitie) verdeeld over de 19 arrondissementsrechtbanken. Tot dan toe hadden zij steeds op en neer gereisd tussen ’s-Gravenhage en een van de 10 andere zittingsplaatsen van de commissies in den lande. Omdat de jurisdicties van zowel de economische rechter  als de tuchtrechter elkaar deels overlapten, kon het voorkomen dat een gedaagde voor hetzelfde vergrijp voor beide rechters moest verschijnen en worden veroordeeld. Het beluit Tuchtrechtspraak Voedselvoorziening van 21 september 1942 moest aan dit soort ongewenste voorvallen een eind maken. Was eerder de tuchtrechtspraak alleen bedoeld voor bij een crisisorganisatie aangeslotene, nu gold dat ook voor voorheen niet-aangesloten. In het voorlaatste oorlogsjaar was de Nederlandse samenleving dermate ontregeld dat opsporing laat staat berechting nauwelijks nog mogelijk was. In Groningen kwam een tweede centraal college met hoofdambtenaar en Provinciale Voedselcommissarissen moesten ook er alles aan doen om het geheel weer in het gareel te krijgen. Aanvankelijk bleef het Besluit Tuchtrechtspraak Voedselvoorziening uit 1942 nog van kracht totdat het vervangen werd door het Besluit Bezettingsmaatregelen. November 1945 kwam er een besluit voorlopige tuchtrechtspraak zij het dat het einde in zicht was. Meer en meer kreeg de gedachte vorm dat economische delicten door de economische rechter moest worden afgehandeld. Op 1 mei 1951 trad de Wet op de Economische Delicten in werking en kwam een formeel einde aan de tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening.

Instellingen in Zeeland

In Zeeland waren zowel te Middelburg als te Goes een commissie voor de crisis-tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening gevestigd. Vanaf 1942 was zowel de tuchtrechter als de ambtenaar voor de tuchtrechtspraak verbonden aan de Middelburgse arrondissementsrechtbank. Naast Middelburg vonden er echter ook zittingen plaats in Goes, Oostburg en Terneuzen.

Op 30 maart 1945 wezen zowel de officier van Justitie bij de Middelburgse arrondissementsrechtbank als de Middelburgse ambtenaar voor tuchtrechtspraak voor Voedselvoorziening te Middelburg nogmaals op het naleven van de voorschriften betreffende voedselvoorziening en distributie. Niet iedereen hield zich hier aan. Er werd dan ook gedreigd met ‘het met de grootste scherpte optreden en de meest ernstige gevolgen.’ Als voorbeelden werd het weglaten van graan en peulvruchten op de zogenaamde dorsbriefjes, maar ook zwarthandel en niet te vergeten smokkelarij genoemd. Om zeker te weten dat iedereen van dit beleid op de hoogte was, werd het in alle Zeeuwse kranten gepubliceerd. Dat opnieuw onder de aandacht brengen was niet overbodig, maandelijks werden in het land duizenden processen-verbaal opgemaakt.

Soms ging het om heel banale zaken. De Provinciale Zeeuwse Courant d.d. 22 augustus 1947 geeft een mooi voorbeeld. In Den Haag en omstreken verwerkten vele ijsmakers melk in het ijs en laat dat nou net verboden zijn. Sommige deden dat zonder kwade bedoelingen want zij gebruikten alleen melk die overbleef van de koffie en theerantsoenen. Maar dan kon er niet meer gecontroleerd worden en zouden de ijsverkopers wel eens zwarte melk gaan kopen. Oplossing was dat zaken die melkijs verkochten, dit niet meer mochten. Om in de melk te blijven. De N.V. Bredase Melkinrichting v/h Rappard en van der Weel in Breda kreeg en een boete van 10.000 guldens en een bedrijfssluiting voor zes maanden opgelegd. Redenen valse administratie en een veel te grote hoeveelheid blikjes met gecondenseerde melk in voorraad te hebben.

Nut en waarde voor historisch onderzoek

Deze archieven zijn relatief onbekend voor het publiek en onbekend maakt onbemind. Dat is ten onrechte. Ze kunnen een wezenlijke bedrage leveren aan de Zeeuwse land- en tuinbouw en veeteeltgeschiedenis in de jaren dertig en veertig. Daarnaast ook voor het leven en welzijn tijdens de economische crisis in de jaren dertig en de (na)oorlogsjaren.

Tuchtrechter voor de Prijzen

Er was in de provincie echter nog een tuchtrechter actief wiens jurisdictie dat van de tuchtrechter voor de voedselvoorziening deels overlapte, namelijk de tuchtrechter voor de prijzen. Zitting werd gehouden in de kantongerechten te Middelburg, Terneuzen en Zierikzee en verder in het Thoolse gemeentehuis en in 1945 tijdelijk in “Centraal” te Goes. In 1951 kwam ook aan zijn werkzaamheden een eind toen op 1 mei de Wet op de Economische Delicten in werking trad en de economische rechter economische delicten ging afhandelen. De Provinciale Zeeuwse Courant d.d. 27 april 1951 publiceerde een interview met mr. J.D. Vink tot dan toe Tuchtrechter voor de Prijzen net na de laatste zitting in Zierikzee. Op dat momenteel waren hij en een ambtenaar ‘omgeven door talrijke kisten vol dossiers, die eerdaags in Den Haag een stoffig graf zullen vinden.’

Vink was sinds 12 januari 1945 in functie en startte op 6 april met de zittingen in het Middelburgse kantongerecht. Tussen 1945 en 1951 kreeg hij te maken met zo’n 10.000 gedaagden die de prijsvoorschriften overtraden door of te veel of te weinig te vragen en/of (bewust) een slechte boekhouding hadden. Zij verschenen op 400 zittingen, gemiddeld 13% werd vrijgesproken en de hoogste boete opgelegd bedroeg 20.000 guldens. Direct na de oorlog was het erg druk met tot wel 300 zaken maandelijks, dit werd vanzelf minder tot aan de Koreaanse oorlog (1950-1953) toen het aantal weer begon op te lopen. In datzelfde interview wordt ook meer duidelijk wat er allermaal aan bod kwam op de zittingen. Uit zijn mond werd opgetekend : “Alle stadia van het menselijk leven kwam ik bij mijn werkzaamheden in Middelburg tegen: Ik kreeg te maken met bruidsjaponnen, die tegen te hoge prijs waren verhuurd, maar ook met schromelijk overdreven begrafeniskosten.”

In tegenstelling tot wat de krant beweerde, ligt het archief niet in een stoffig graf in ’s-Gravenhage maar op het Zeeuws Archief  te Middelburg. Het archief heeft betrekking op de jaren 1945-1951 en bevat onder meer een kaartsysteem van de gedaagden.

Tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening in Zeeland 1934-1951

In Goes was de commissie voor de crisis-tuchtrechtspraak voor de voedselvoorziening gevestigd. Over de periode 1934-1941 zijn 14 pakken met dossiers bewaard gebleven met een index op de namen van de gedaagden.

In Middelburg zat ook een crisiscommissie en later een tuchtrechter voor de voedselvoorziening. Het archief bevat slechts 5 dossiers. Daarentegen is wel het kaartsysteem over de periode 1934-1951 aanwezig zodat toch een indruk kan worden gekregen welke zaken op de zittingen werden behandeld.

In Terneuzen tenslotte zat ook een tuchtrechter. Hier ontbreekt helaas een namenindex maar voorziet het zogenaamde rolboek deels in de lacune. In een rolboek of op een rol werden de data van de zittingen genoteerd inclusief de namen van de gedaagden.

www.zeeuwsarchief.nl

Hoofdambtenaar voor de Crisistuchtspraak (toegang 2.09.40.02) 1934-1941

In dit archief zijn enkele ‘Zeeuwse’ dossiers (inventarisnummers 42-45) bewaard gebleven, in eerste instantie aangespannen door de crisis-commissie in Goes. Bovendien is een kaartsysteem (inventarisnummers 561 I-II) op de namen van de verdachten waarin ook Goese zaken geregistreerd zijn.

www.nationaalarchief.nl

Centrale Commissie voor de Crisis-Tuchtrechtspraak 1935-1951 (2.09.40.01)

In dit archief zijn hoger beroep dossiers en een index op namen bewaard gebleven.

www.nationaalarchief.nl

Hoofdambtenaar voor de Tuchtspraak (2.09.40.04) 1941-1951

In dit archief zijn in(inventarisnummer 19 dossiers van Zeeuwse zaken bewaard. Een index op de namen van de gedaagden (inventarisnummers 23-28) met verwijzing naar het dossiernummer is aanwezig.

www.nationaalarchief.nl

Centraal College voor de Tuchtrechtspraak 1941-1951 (toegang 2.09.40.03)

In dit archief bevinden zich de Zeeuwse dossiers in de inventarisnummers 49-51 geordend op dossiernummer. Er is geen index op de namen van de gedaagden bewaard gebleven. Hiervoor moeten de indexen in de archieven van de onderscheidene tuchtrechters op het Zeeuws Archief of dat van de Hoofdambtenaar voor de tuchtrechtspraak op het Nationaal Archief gebruikt worden.

www.nationaalarchief.nl

Tuchtrechter voor de Prijzen 1945-1951

In tegenstelling tot wat de krant beweerde, ligt het archief op het Zeeuws Archief te Middelburg. Het bevat onder meer een kaartsysteem van de gedaagden.

hdl.handle.net