Provisionele burgerlijke stand

Zeeuws‑Vlaanderen kreeg als eerste ‘Nederlandse regio’ met de invoering van de burgerlijke stand te maken.

Nederland stond Zeeuws-Vlaanderen af aan Frankrijk bij het Haagse Verdrag van 16 mei 1795. De Franse Republiek lijfde de afgestane gebieden 1 oktober 1795 in. Vanaf dat moment voerden de Fransen de Franse wetgeving in.

Zeeuws‑Vlaanderen 1796‑1810

De registratie volgens de burgerlijke stand werd officieel op 1 juli 1796 in Zeeuws-Vlaanderen ingevoerd. Tussen 1 juli en 21 september 1796 noteerden de ambtenaren van de burgerlijke stand de geboorten, huwelijken en overlijdens in de door de overheid geconfisqueerde kerkelijke doop‑, trouw‑ en begraafregisters. Deze registratie, die lang niet voor alle plaatsen volledig is, wordt wel de ‘provisionele burgerlijke stand’ genoemd. Vanaf 22 september 1796, de eerste dag van het Franse jaar V, werden de akten in speciaal hiervoor gemaakte registers ingeschreven.

Invoering

De akten zijn opgesteld in het Frans, de officiële taal in het geannexeerde gebied. De ambtenaar van de burgerlijke stand, meestal de maire (burgemeester) van de gemeente, moest eraan wennen de juiste informatie per akte vast te leggen. Er waren voorbedrukte registers beschikbaar, maar pas vanaf 1815 werd de akte in de vorm van een in te vullen formulier opgemaakt.

Nieuwe tijdsaanduiding

De ambtenaar van de burgerlijke stand moest tot september 1805 de Republikeinse kalender gebruiken. Deze nieuwe tijdsaanduiding was 5 oktober 1793 ingevoerd, maar begon met terugwerkende kracht op de dag van de afschaffing van het koningschap en de stichting van de republiek: 22 september 1792.

Indeling in kantons

Het grondgebied van het huidige Zeeuws‑Vlaanderen was ingedeeld in vijf kantons : Axel, Hulst, IJzendijke, Oostburg en Sluis. Het grondgebied van de gemeenten Philippine en Waterdijk behoorde samen met enkele tegenwoordig Belgische gemeenten tot het kanton Assenede. De registers van het kanton Assenede berusten bij het Rijksarchief in Gent.

Huwelijken

Huwelijken werden tussen 22 september 1798 en 23 september 1800 (de jaren VII en VIII van de Republikeinse kalender) gesloten in de hoofdplaatsen van de kantons. Het huwelijk werd voltrokken door de président de la municipalité du canton (de voorzitter van het kantonsbestuur), die de akten inschreef in afzonderlijke registers. Deze periode staat bekend als de municipale administratie. Enkele dorpen bleven toch zelf registers bijhouden met afschriften van de akten uit de registers van de municipale administratie. Het kan dus gebeuren dat er toch huwelijksregisters van individuele gemeenten uit deze periode bewaard zijn gebleven.

Overlijden

De aangifte van geboorten en overlijden bleef steeds plaatsvinden in de afzonderlijke gemeenten. Wat de overlijdensakten betreft zijn er ook na 22 september 1796 akten in doopboeken van enkele plaatsen ingeschreven. Alle inschrijvingen in deze periode zijn in fotokopie samengebracht en voorzien van een index opgenomen in Zeeuws Archief, Verzameling Genealogische Afschriften 193.

Vlissingen vanaf 1808

De provisionele burgerlijke stand werd vanaf 1 april 1808 in Vlissingen ingevoerd. De huwelijksakten uit het jaar 1809 ontbreken

Registers van naamsaanneming

De Franse keizer bepaalde dat iedereen bij de invoering van de burgerlijke stand in 1811 verplicht was een vaste familienaam te kiezen. In Zeeland gebruikte men in de meeste gevallen al vanaf de 17e eeuw een familienaam. In andere delen van Nederland, vooral in het noorden en noordoosten, gebruikten veel mensen de naam van de vader, het zogenaamde patroniem, of de naam van de boerderij waar men woonde als naamsaanduiding.

Wie in 1811 geen vaste achternaam had, moest er één aannemen en daarvan een akte laten opmaken. In Zeeland zijn slechts van enkele gemeenten registers van naamsaanneming aanwezig.