Patentregisters

In de 19e eeuw betaalden veel mensen een jaarlijkse belasting om een beroep te mogen uitoefenen, het zogenaamde patentrecht.

Het patentrecht heeft een Franse achtergrond en was in Frankrijk aan het einde van de 18e eeuw ingevoerd voor de registratie van economische activiteiten. Bij de herziening van het Nederlandse belastingstelsel in 1805 werd ook hier het patentrecht ingevoerd. Sommige beroepsgroepen waren niet aan deze belasting onderworpen; hun inkomen was te gering of zij droegen veel bij aan andere belastingen.

De gemeentelijke colleges van zetters en controleurs speelden een belangrijke rol bij het vaststellen van de hoogte van de belasting.

Gedurende de 19e eeuw was er kritiek op de heffing van het patentrecht. Vermindering van inkomsten in sommige bedrijfstakken leidde bijvoorbeeld niet tot een andere inschaling. Een ander punt van kritiek was de vrijstelling van advocaten en renteniers.

De belasting werd in 1893 afgeschaft omdat de overheid onvoldoende inkomsten kreeg uit het patent. De aanslag was namelijk als vast bedrag en niet als percentage vastgesteld.

Bij de invulling van de registers heeft men vaak de volgorde van de wijken aangehouden. Daarbij is het mogelijk dat bepaalde patentplichtigen zoals slijters, tappers en koffiehuishouders aan het begin van het register staan vermeld. In de patentregisters kun je de volgende gegevens aantreffen:

  • naam
  • adres
  • beroep  en eventuele nevenberoepen
  • de jaarlijkse omzet of ‘debiet’
  • de belastingklasse

Bronnen

De patentregisters bevinden zich in de archieven van (voormalige) gemeenten, aanwezig bij de Zeeuwse archiefdiensten.

Van individuele voorouders kan gedurende een reeks van jaren het beroep worden gevolgd. Terwijl in de bevolkingsregisters slechts één beroep opgenomen werd, vermeldden de patentregisters meerdere beroepen. Dat is niet onbelangrijk omdat in de 19e eeuw mensen vaak meerdere beroepen tegelijk uitoefenden. Hou rekening met vrijstellingen voor onder meer vissers, landbouwers, advocaten en renteniers.