Ouderenzorg

Over het algemeen werden mensen vroeger niet zo oud als nu. De zorg voor ouderen rustte meestal op de schouders van familieleden, hoewel er ook speciale instellingen in het leven werden geroepen. Hoe was de zorg voor ouderen in Middelburg geregeld en welke bronnen zijn hierover?

Middelburg kende tot 1811 twee gestichten waarin ouderen konden worden opgenomen:

  • het Oude mannen- en vrouwenhuis
  • het Armziekenhuis

Oude mannen- en vrouwenhuis

Het Oude mannen- en vrouwenhuis aan de Korte Noordstraat werd opgericht in 1621. Hier konden oude mannen en vrouwen zich tegen betaling als ‘provenier’ inkopen. Dat wil zeggen dat ze dan verzekerd waren van kost en inwoning. De minimumleeftijd om in zo’n proveniershuis te komen lag op ongeveer 40 jaar. Eind 18e eeuw werd de leeftijd nog met circa 10 jaar verhoogd. Als gevolg van financiële problemen werd het Oude mannen- vrouwenhuis in 1808 gesloten.

Armziekenhuis

Armlastige ouderen werden aanvankelijk door de diaconie aan particulieren uitbesteed. Eind 18e eeuw werden zij meestal verpleegd in ‘armhuiskens’ of in speciale gestichten, die namen droegen waarbij men niet direct aan oudere mensen zou denken. Zo kende Middelburg bijvoorbeeld het Armziekenhuis aan de Herengracht. Dit was niet een ziekenhuis voor armlastigen, maar een tehuis voor oude mensen die ziek en arm waren en zich niet konden inkopen in het Oude mannen- en vrouwenhuis.

Zieken- en Simpelhuis na 1812

Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk in 1810 was heel Nederland onderworpen aan de Franse wetten. Ook de instellingen voor ouderen werden ingericht in de geest van de Franse wetgeving. In Middelburg hield de Commission des Hospices zich hiermee bezig. Voortaan werden oude mannen en vrouwen nog maar in één instelling opgenomen, het Armziekenhuis, dat met het Simpelhuis verenigd werd tot  Zieken- en Simpelhuis, op grond van een besluit van bovengenoemde commissie van 2 juni 1812.

Oude Mannen- en Vrouwenhuis na 1844

Het Zieken- en Simpelhuis kreeg na het vertrek van de geesteszieken in 1844 de benaming Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Voor toelating in deze instelling kwamen in aanmerking:

  • oude mensen boven de 65 jaar of volstrekt gebrekkigen, voor rekening van het burgerlijk armbestuur
  • oude mensen of gebrekkigen, voor rekening van bijzondere personen of besturen.

Bovengenoemde personen verbleven in het gesticht tot hun overlijden. Wanneer ze echter ziekten of kwalen kregen, die in het gesticht niet behandeld konden worden, werden ze overgebracht naar het Gasthuis of een soortgelijke verpleeginrichting. Tot 1 maart 1970 viel het beheer van het Oude mannen- en vrouwenhuis onder het bestuur der Godshuizen te Middelburg. Vanaf die datum nam de Stichting Verpleeg- en Rusthuizen de dagelijkse zorg voor de ouderen over.

  • Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Middelburg. Zeeuws Archief, Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948, inv.nr 1310-1.

  • Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Middelburg. Zeeuws Archief, Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948, inv.nr 1310-2.

  • Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Middelburg. Zeeuws Archief, Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948, inv.nr 1310-5.

  • Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Middelburg. Zeeuws Archief, Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948, inv.nr 1310-6.

    Archief Godshuizen Middelburg

    Raadpleeg de inventaris van het Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948.

    www.archieven.nl

    Bronnen

    Hoe werd de verpleging van ouderen en geesteszieken in de administratie vastgelegd en welke bronnen zijn beschikbaar? Veel administratie is bewaard gebleven in het Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948.

    Verzoekschriften tot opname

    Voordat een oudere of geesteszieke, of iemand met gedragsproblemen in het juiste gesticht kon worden opgenomen, moest een officiële opdracht tot opname naar het college van regenten van de Godshuizen worden gestuurd. Deze kon afkomstig zijn van diakenen van het armbestuur, van het bestuur van een van de andere gestichten van de Godshuizen of van de Officier van Justitie.

    In het Archief Godshuizen Middelburg 1811-1948 bevinden zich de verzoekschriften tot plaatsing van personen in de gestichten over de periode 1821-1899. De verzoekschriften bevatten de naam, de leeftijd en het adres van de patiënt en de reden van opname. Het gaat om:

    • Verzoekschriften, inventarisnummers 180-196, 752-753 en 756

    Registratie van ouderen

    Nadat een verzoekschrift tot opname door het college van regenten over de Godshuizen was goedgekeurd volgde registratie van de op te nemen persoon in de stamboeken (naamrollen en naamlijsten) van het gesticht no.2  Zieken- en Simpelhuis. De instelling stond na het sluiten van het Simpelhuis bekend als Oude Mannen- en Vrouwenhuis.

    De naam ziekenhuis wekt verwarring, want het ging hier niet om een ziekenhuis, maar om een rusthuis voor oudere mensen. Zieken werden opgenomen in het Gasthuis (Gesticht no.1)

    Het archief van de Godshuizen Middelburg 1811-1948 bevat de volgende archiefstukken met gegevens over personen opgenomen in bovengenoemde gestichten:

    • ‘Contra-naamrol’, register van namen van verpleegden in het Ziekenhuis, periode 1818-1834, inventarisnummer 1179. In dit register worden vermeld: naam, leeftijd, geboortedatum, beroep, datum vestiging in Middelburg, namen echtgenoot/echtgenote, ouders en hun beroep, datum opname, voor rekening van, opdrachtgever, reden opname, aard verrichte werkzaamheden, overlijdensdatum, ontslagdatum. Omdat dit register geboortedata van personen bevat van vóór 1811 en vaak plaatsen betreft waarvan de originele doopboeken op 17 mei 1940 zijn verbrand, vormt dit register een belangrijke bron voor genealogen.
    • ‘Naamlijst personen opgenomen in het Oude Mannen- en Vrouwenhuis’, periode 1842-1927 (1933), inventarisnummer 761. De naamlijst bevat: naam, stamboeknummer, datum binnenkomst, datum vertrek of overlijden.
    • ‘Alfabetisch register verpleegden Oude Mannen- en Vrouwenhuis, periode 1847-1871, inventarisnummers 762. Dit register bevat: naam, ouderdom, datum binnenkomst, datum vertrek of overlijden.
    • ‘Naamrollen’, registers namen verpleegden in het Oude Mannen- en Vrouwenhuis, periode 1869-1966, inventarisnummers 765 en 766. De naamrollen bevatten: stamboeknummer, naam, leeftijd, geboortegegevens, beroep, herkomst, huwelijkse staat, namen echtgenoten, ouders, laatste woonplaats, bedrijf (ambacht), datum binnenkomst en voor wiens rekening verpleegd, datum overlijden of vertrek.