De ‘Nieuwe Wereld’ zoals Amerika werd genoemd, bood vele mogelijkheden voor handel en bestaansverbetering. Ook Jacobus Cools uit Sluis, Zeeuws-Vlaanderen, vertrok. Zijn bestemming was de stad Kalamazoo in Michigan, Verenigde Staten. Wat nam hij mee op reis?
De emigratie van Nederlanders kwam pas goed op gang in de 19e eeuw. Ook Zeeuwen, vooral landarbeiders en kerkelijk afgescheidenen, trokken naar de Nieuwe Wereld in de hoop op meer welvaart en gelijke behandeling van andersdenkenden. Tot 1940 waren de Zeeuwen zelfs koploper.
Zeker vijftien procent van alle Nederlandse emigranten tussen 1840 en 1940 kwam uit Zeeland. Dat zijn maar liefst 32.000 Zeeuwen. Landverhuizers verlieten in groten getale hun provincie nadat een predikant en een rijke boer de emigratie vanuit Goes en Borssele in 1847 organiseerden. Veel Zeeuwen kwamen terecht in het bosrijke Michigan en stichtten daar de dorpen Holland en Zeeland.
Smid uit Sluis
Jacobus Cools uit Sluis, Zeeuws-Vlaanderen, vertrok eind 1891 aan boord van het stoomschip Rhynland van de Belgische maatschappij Red Star Line naar Amerika. Het schip had als bestemming Jersey City in de staat New Jersey. Vandaar zou Cools verder reizen naar New York, waar hij de trein wilde nemen naar Kalamazoo in de staat Michigan. Eén van zijn broers woonde al in de V.S.
De 49-jarige Cools, geboren op 4 juli 1842 in Sluis, Zeeuws-Vlaanderen, was vrijgezel. Hij was smid van beroep en zal het niet breed hebben gehad, want hij emigreerde uit ‘zucht naar bestaansverbetering’. Hij was niet de enige. Nog acht arbeiders bestaande uit zes mannen en twee vrouwen verlieten Sluis in 1891 om dezelfde reden. De tiende emigrant was een koopman, hij verliet het land wegens schulden.
Cools liet niet veel familie achter. Zijn ouders waren beiden overleden. Zijn ouders Karel Johannes Cools en Maria Theresia Versnick waren arbeiders, of zoals zijn geboorteakte vermeldde: werkman en werkvrouw. Later zou zijn vader geregistreerd worden als broodbakker. Jacobus had twee broers en een zuster, Johannes, Franciscus Bernardus en Amelia. De broers waren eerder geëmigreerd, al was de laatste teruggekeerd en had een gezin gesticht in Aardenburg. Zijn zuster was eveneens getrouwd en woonde in Axel.
Bagage van een emigrant
Wat nam een emigrant mee naar de Nieuwe Wereld? Jacobus Cools nam mee op reis:
“In een blauwe, linnen zak:
- een leren schort,
- een vest,
- een aangebroken doos sigaren,
- een riem,
- een jasje,
- twee mutsen,
- twee hoeden,
- een paar laarzen,
- een rolletje linnen,
- een pakje tabak,
- een zakje van blauwe stof,
- vier zakdoeken,
- een tabakszak,
- een paar wollen handschoenen,
- drie sokken,
- een portemonnee met drie sleutels en een horlogeketting,
- twee doosjes van blank ijzer,
- een porseleinen potje,
- een gebruikte pijpenkop van meerschuim,
- een etui met lucifers.
In een portefeuille:
- een postwissel ter waarde van vijftig franc,
- een patent,
- twee foto’s,
- een reservering voor de trein van New-York naar Kalamazoo,
- een arbeidersboekje met voormalige werkgevers,
- een verhuisbericht en twee brieven.
Een paar klompen en een paraplu.”
Dat we dit weten is het gevolg van zijn vroegtijdig overlijden.
De uit Antwerpen vertrokken stomer Rhynland arriveerde 2 januari in Ellis Island, New York. Daar was een dag eerder het nieuwe immigratiecentrum opengegaan. De New York Passenger Arrival Lists (Ellis Island) maakt melding van de aankomst van Jacobus Cools en vermeldt zijn beroep: smid. Toch zou Cools nooit voet in Amerika zetten. Hij overleed aan boord. De eerste en tweede officier van de stomer Rhynland maakten op 3 januari 1892 de bovenstaande inventaris op.
Terug in Zeeland
Eind januari bracht het ministerie van buitenlandse zaken de Commissaris van de Koningin (CdK) in Zeeland op de hoogte van het overlijden van Cools. Geïnformeerd werd naar de erfgenamen. Van de burgemeester van Sluis kreeg de CdK antwoord: Jacobus Cools had twee broers, waarvan één in Amerika, en een zuster.
De bezittingen van Cools werden vanuit Amerika aan de burgemeester van Sluis gestuurd voor overhandiging aan zijn broer Franciscus Bernardus Cools. Deze nam de goederen niet onmiddellijk in ontvangst, zo berichtte de burgemeester in maart 1892 aan de CdK omdat “belanghebbende zich eerst ongezind betoonde de voorgeschoten vrachtpenningen ad f 2,64 te voldoen”. Het zal voor hem een aanzienlijk bedrag zijn geweest. In mei 1892 werd de blauwe linnen zak alsnog in ontvangst genomen.