Mozes Nathan slachtte schapen en varkens voor de export

De export van schapen naar Engeland is in de jaren 80 van de 19e eeuw ‘booming business’ geweest. Toen de export begon in te zakken, rook een slimme zakenman kansen. Door te kiezen voor varkens bouwde hij een succesvolle slachterij en fokkerij op.

De eerste poging om een exportslachterij in Vlissingen te starten vond plaats in 1887. De Rotterdamse zakenman Mozes Nathan maakte in oktober 1887 bekend een kantoor annex nachtverblijf en schapenstallen te bouwen aan de eerste binnenhaven te Vlissingen nabij de aanleg van de zogenaamde schapenboten. Hij verwachtte dat de schapenexport in de komende tijd fors ging uitbreiden. De schapen werden ’s nachts aangevoerd via de spoorwegen en de (Duitse) veedrijvers konden dan slapen in het nachtverblijf.

Drie mannen met een groot varken staan in een straat.
Slagersknechten van Van Zwienen uit de St. Jacobstraat poseren voor de fotograaf met een varken in de Lange Zelke te Vlissingen, circa 1919. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen nr. 33735.

Opnieuw schapenboten vanuit Vlissingen

De volgende maand werd al met de bouw begonnen. Het is in feite een herstart van de eerder gestaakte verzending van schapen uit Duitsland via Vlissingen naar Deptford, Engeland. Net als toen werden de schapenschepen Minerva en Mercurius van de Amsterdamse Koninklijke Nederlandse Stoomboot-Maatschappij ingezet. In december werd de Minerva al verwacht in Vlissingen en de verwachting was dat eind december begin januari de eerste verscheping kon plaatsvinden.

Geen schapen maar varkens

Middelburgsche Courant 10 januari 1889

Richtte Nathan zich in eerste instantie op de export van schapen naar Engeland, in 1888 wilde hij een slachterij oprichten waar de schapen geslacht moesten worden zodat het vlees verscheept kon worden. De Stoomvaart Maatschappij Zeeland zou het vlees moeten gaan vervoeren.

Zijn plannen veranderden echter drastisch, niet schapen maar varkens moesten het worden. In januari het jaar daarop is in de kranten sprake van een varkensslachterij die varkens opkocht voor de export naar Engeland. De Middelburgsche courant van dinsdag 8 januari 1889 vond dit een goed initiatief.

Het was een nieuwe bron van inkomsten omdat het ging om varkens die niet al te zwaar wogen en dus vrij jong waren. Dat betekende dat de varkensfokkers niet hoefden te wachten tot dat de varkens volgroeid waren. 40 à 50 kilo schoon aan de haak was voldoende. Dat scheelde dus behoorlijk wat in verzorgingstijd en voederkosten.

Tegelijkertijd waren er blijkbaar plannen om in Middelburg een natuurboterfabriek te stichten en de vrijkomende zoete taptemelk kon dan weer gebruikt als bijvoeding voor varkens. Vergelijk het bijvoorbeeld met de jeneverindustrie waarbij het zogenaamde draf (graanafval) ook gebruikt werd voor het vetmesten van ossen en varkens.

Nathan hield donderdag 17 januari een openbare lezing in de Schuttershof te Middelburg voor de afdeling Walcheren Maatschappij landbouw en veeteelt in Zeeland over zijn bedrijf. Voor een groot publiek maakte hij duidelijk dat hoewel hij zelf geen landbouwer was, hij wel inhoudelijk op de hoogte was van het fokken van varkens in zowel binnen- als buitenland.

De ondernemer bood twee opties. Veehouders konden bij hem laten slachten tegen betaling van een slachtloon en desgewenst bracht hij hen in contact met betrouwbare makelaars in Londen. De andere optie was de directe verkoop van varkens aan hem, waarna hij slacht en verkoop verzorgde. Een kilo bracht levend gewogen 36 cent op en na de slacht circa 50-52 cent. De afzetmarkt in Engeland voor varkensvlees groeide nog steeds en leek die voor schapenvlees zelfs te verdringen.

Verbetering Zeeuwse varkensras

Reinders, G. Handboek voor den Nederlandschen landbouw en de Veeteelt. Derde deel, 1903

Nathan wees erop dat het Zeeuwse varkensras niet voldeed aan de kwaliteitseisen en dat de verzorging moest worden verbeterd.

De algemene opvatting dat “hoe meer onreinheid hoe vetter varken” was niet juist. Niet de mesthoop maar schoon stro en beter voedsel waren noodzaak. Als voorbeeld van een geschikter varkensras noemde Nathan de Yorkshire-Tamworth kruising. Hij bood aan om bij te dragen in de transportkosten wanneer landbouwers dit ras wilde importeren of desnoods zelf 6-10 varkens aan te schaffen om te laten zien wat men er mee kon bereiken.

Met de juiste voeding woog een varken binnen 3 maanden de gewenste 30-40 kilo en dat betekent 2,50 gulden per varken winst voor de fokker. De voeding kon bestaan uit taptemelk, graan, aardappelen en zelfs Smiths cacaomeel. Het laatste moest weer niet veel worden gegeven anders smaakte het spek minder lekker.

Nathan ging voortvarend te werk en de fokkerij was met een grote Yorkshire beer een groot succes. Landbouwverenigingen bezochten het bedrijf en drachtige varkens werden verkocht.

Zierikzeeysche nieuwsbode 30 maart 1889

Het bestuur van de afdeling Walcheren van de Zeeuwsche landbouwmaatschappij was in de ledenvergadering van7 mei enigszins terughoudend. Leden hadden inmiddels 22 varkens van het door Nathan aanbevolen Yorkshire-Tamsworth ras besteld. Nathan zelf beschikte blijkbaar alleen over Yorkshire varkens en het bestuur liet het aan de leden over of zij deze varkens wilde aankopen. Nathan bleef actief en nam op 25 juli deel aan de Bergen op Zoomse landbouwtentoonstelling om zijn Yorkshire fokvarkens te laten zien en hiermee eerste en tweede prijzen weg te slepen. En passant wees hij de bezoekende minister van justitie op het belang van het toestaan van het importeren van varkensrassen ter verbetering van de Nederlandse rassen.

In rook opgegaan

Zijn geluk keerde echter. Op 6 augustus 1890 brak 12.00 uur een brand uit in de goederenloods No. 38 die hij deelde met de Castle Line. Bemanningsleden van het Oostenrijkse koopvaardijschip Kemmery en het Nederlandse marineschip Zr.Ms. Vos bijgestaan door personeel van de Maatschappij Zeeland wisten de brand te smoren voordat zij erger werd.

Helaas gebeurde een paar maanden later hetzelfde. Op dinsdag 25 november brak om 23.30 uur brand uit in dezelfde 164 meter lange loods (opgesplitst in nrs. 31-33) aan de eerste binnenhaven in Vlissingen, staande achter de pakhuizen en de petroleumopslag.

De stevige wind zorgde ervoor dat een afgesloten deel van het gebouw binnen korte tijd in lichterlaaie stond. En in dat deel bevond zich Nathans veefokkerij annex slachterij. De gemeentelijke brandweer werd bijgestaan door de marinebrandspuit en opvarenden van het wachtschip Zr.Ms. Vos. Alle inspanningen ten spijt ging de loods grotendeels verloren met daarin tussen de 90 en 110 varkens en 3 schapen. Voordat Nathan in staat was de slachterij nieuw leven in te blazen, blies hij zijn laatste adem een paar jaar later uit.

Een Drentse firma ontplooide enkele jaren later nieuwe initiatieven voor een exportslachterij die wel langere tijd zou blijven bestaan.