Ieder jaar wordt in de eerste dagen van november een indrukwekkende plechtigheid gehouden bij het landingsmonument in Vlissingen.
Bij het standbeeld van de commando en de gedenkplaat wordt stilgestaan bij het feit dat op 1 november 1944 de eerste geallieerde soldaten voet aan wal zetten op Walcherse bodem. Op 31 mei 1952 werd het beeld van de commando bij het landingsstrand “Uncle Beach” onthuld, een herinnering aan de Vlissingse D-Day.
Verrassingsaanval
In de vroege morgen van 1 november 1944 voerden soldaten van het 4e Commando een verrassingsaanval uit op het Slijkhaventje bij de Oranjemolen om de weg vrij te maken voor de manschappen van de 52ste Lowland Divisie. Op één van de eerste landingsvaartuigen bevond zich Kapitein M.C.S. Kennedy, een officier van gezondheid. Hij was het die in 1946 namens zijn strijdmakkers van het 4e Commando het verzoek richtte aan het gemeentebestuur van Vlissingen om van gedachten te wisselen over de totstandkoming van een monument.
Ondanks het feit dat deze eenheid ook strijd had geleverd op de Lofodden, Boulogne, Dieppe en Ouistreham, werd Vlissingen uitgekozen voor een monument ter nagedachtenis van de 103 gesneuvelden binnen dit commando tijdens de Tweede Wereldoorlog. Gezien de mogelijke samenwerking bij de totstandkoming zou het monument ook dienen ter nagedachtenis van de omgekomen inwoners van Vlissingen tijdens de oorlog en de bevrijding.
Ontwerp monument
De burgemeester, mr. B. Kolff, omarmde het idee en vormde direct een voorbereidingscomité. In oktober 1946 ontving het comité van een Engelse delegatie een commandovlag, een cheque van 150 Engelse Ponden als eerste financiële bijdrage en een ontwerp voor het monument in de vorm van een bronzen miniatuur van een staande commando.
Binnen het comité had de mening al snel postgevat dat “Vlissingen niet met een pietluttig monument voor den dag kon komen. We hebben een eereschuld af te lossen t.o.v. dit Commando”. Over het ontwerp, dat tot voor kort in het Vlissingse stadhuis stond opgesteld, was men van mening dat de statische houding van de commando niet in overeenstemming was met de werkelijkheid. Het comité besloot, na ingewonnen advies bij de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, de Ommense beeldhouwer Titus Leeser opdracht te verstrekken tot het maken van een ontwerp in relatie tot de wensen van het 4e Commando.
Onthulling na tegenslag
Het beeld zou in het voorjaar van 1949 onthuld moeten worden, maar de tegenslagen begonnen zich daarna aaneen te rijgen. In eerste instantie gaf de kunstenaar de opdracht terug omdat hij niet in staat was om binnen dat tijdsbestek zijn werkzaamheden te kunnen voltooien. Hij ging echter akkoord met het voorstel voor een onthulling in 1950. De ongeruste burgemeester informeerde na verloop van tijd toch maar eens naar de stand van zaken. Er bleek weinig voortgang omdat de Ommense kunstenaar vanwege overspannenheid zijn heil had gezocht aan de Middellandse Zee. Nadat hij daarna ook nog geconfronteerd werd met geelzucht, moest het tijdstip van de onthulling opnieuw worden verschoven.
Inmiddels had het comité een geldinzamelingsactie onder de Vlissingse bevolking georganiseerd dat ondanks de moeilijke situatie van die tijd toch een bedrag van ruim zevenduizend gulden opbracht. Doordat de gemeenteraad tot een financiële bijdrage besloot wist men uiteindelijk de door Leeser ingediende begroting van circa dertienduizend gulden te bereiken.
In een tijd van wederopbouw bleek het echter niet eenvoudig om te kunnen beschikken over de benodigde hoeveelheid materiaal voor de vervaardiging van het beeld. De Koninklijke Maatschappij De Schelde reikte weer eens de helpende hand en verkocht 450 kilo machinebrons van goede kwaliteit en 50 kilo rood koper, dat vervolgens, om het hamsterverbod te omzeilen, in een aantal vaten heimelijk in de kelders van het stadhuis werd opgeslagen.
Nadat Titus Leeser zich regelmatig door het 4e Commando had laten adviseren over de detaillering van het beeld kon uiteindelijk tot de vervaardiging ervan worden overgegaan. Met een gerust hart kon de burgemeester uitzien naar de onthulling op 31 mei 1952.
Ongeveer 250 Engelse, Franse en Nederlandse “old comrades” van het 4e Commando, toegejuicht door duizenden dankbare Vlissingers, woonden de indrukwekkende plechtigheden bij. Ze kregen nog wél een laatste bevel: “No drinks till after the ceremony !”.
Dit artikel verscheen eerder in de serie “Even Omzien” van de PZC op 5 juni 2002.