De Vlissingse Vismijn in haar beginjaren

Wie het regionale nieuws volgt, weet dat op afzienbare termijn de Breskense vismijn sluit ondanks protesten van de gemeente Sluis. De bedrijfsactiviteiten worden overgebracht naar de Vlissingse vismijn. Maar vanaf wanneer heeft Vlissingen een vismijn en waarom kwam die er eigenlijk?

Een wereldwijde economische crisis hield ook Nederland eind jaren 20 en 30 van de 20e eeuw stevig in haar greep. Bedrijfstakken werden gesaneerd met behulp van een scala aan wetten en regeltjes. Wat dat betreft lijkt het wel op de coronacrisis.

Garnalen

Drie mannen werken aan een visnet.
Netten boeten bij de vismijn te Vlissingen. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen nr 10743.

In Vlissingen was de garnalenvisserij van groot belang en de vissers kregen dan ook ondersteuning. Het garnalenverkoopkantoor te Den Haag schreef in 1937 aan het Vlissingse Bureau voor Sociale Zaken dat er steeds vaker sprake was van knoeierijen en dreigde met negatieve maatregelen. Zo kon het uitvoercertificaat van vissers worden ingetrokken. Om meer grip te krijgen op de garnalenaanvoer en -handel zou een vismijn als centraal punt uitkomst te bieden. Dat bood tevens de mogelijkheid een al lange gekoesterde wens in vervulling te laten gaan. Naast garnalen zou alle in Vlissingen aangevoerde vis op deze vismijn moeten worden verhandeld.

Vismijn in Vlissingen?

Oorspronkelijk was het de gedachte een vismijn op te richten aan de Buitenhaven in Vlissingen. Daar werden echter allerlei bezwaren tegen ingebracht en in 1937 werd de Nieuwedijk/De Ruyterplein als locatie genoemd. Een reeds bestaand gebouwtje aan de Vissershaven en verhuurd door de gemeente aan ene De Noyer zou hiertoe worden ingericht.

Het eerder genoemde garnalenverkoopkantoor zou de elektrische garnalenzeefmachine betalen, terwijl de gemeente Vlissingen een weeginstallatie zou aankopen. De exploitatie- en inrichtingskosten à ƒ 900 konden naar verwachting geheel of grotendeels worden gedekt uit de te heffen 4% mijnrechten.

Op 31 december 1937 besloot de Vlissingse gemeenteraad de vismijn aan te wijzen als een zogenaamde tak van dienst en stelt allerlei regels op voor het Vismijnbedrijf. Het werd een zelfstandige organisatie onder het beheer van het college van burgemeester en wethouders. De band met sociale zaken werd behouden. De administrateur hiervan werd verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. Uiteindelijk waren er 4 man in dienst.

Puf

Toch werd nieuwbouw aan het De Ruyterplein al snel noodzakelijk, kosten ƒ 6.582. Het bestaande gebouwtje was te klein en werd bovendien gebruikt voor de zogenaamde ‘puf’-aanvoer. (Een pufgarnaal is ondermaats en niet bedoeld voor menselijk consumptie maar voor verwerking tot vismeel.) De daarmee gepaarde gaande verontreiniging maakte de locatie ongeschikt voor de handel in consumptiegarnalen. De gemeenteraad keurde 26 november 1937 het budget goed. Al snel bleek dat de kosten voor de nieuwbouw te laag waren ingeschat. Zo moest er een ijzeren in plaats van een houten kap komen.

Noodzaak vismijn

Inmiddels was de situatie nijpend geworden. Enerzijds door een toenemende aanvoer van garnalen, anderzijds omdat sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog de garnalenhandel in Breskens sterk was teruggelopen. Vissers uit Breskens moesten hun vangsten in Vlissingen aanvoeren en het bestaande gebouwtje was hierop niet berekend. Bovendien kwamen daar ook nog meer en meer consignatiezendingen uit IJmuiden bij. Er kwamen dan ook klachten binnen bij het garnalenkoopkantoor.

Gezicht vanaf een boot op het gebouw van de vismijn, een laag gebouw met een pannendak.
Vismijn te Vlissingen, ca 1955. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen nr 912.

Uitvoering van het oorspronkelijke ontwerp werd in april 1941 op ruim ƒ 13.000 begroot, terwijl een geheel nieuw ontwerp uitkwam op ƒ 10.500-10.750. De bouw werd echter steeds uitgesteld vanwege plannen voor de verbetering van de Vissershaven, en wegens de oorlog die de visserij weinig perspectief bood.

Voedselvoorziening

Het tij keerde echter, want dankzij de voedselvoorziening werd het belang van de garnalenvisserij steeds groter. Nieuwbouw kon dan ook niet langer worden uitgesteld. In het kleinere Breskens kon namelijk wel over een goed geoutilleerde vismijn worden beschikt en dat met een vloot die nauwelijks groter was dan de Vlissingse.

Aan de resultaten lag het niet, jaar na jaar waren er overschotten, ook in 1940 toen de visserij 6 maanden lang stil lag. Op 20 mei 1941 werd dan ook eindelijk de nieuwbouw aanbesteed. Voor ƒ 11.050 wilde aannemer Johannes Loois Hz. de nieuwbouw wel op zich nemen. Op 9 juni begon hij met de bouw en 9 oktober werd het gebouw al in gebruik genomen. Helaas vielen de totale bouwkosten hoger uit dan begroot namelijk maar liefst ƒ 13.346,96, het goede nieuws was dat men het gehele bedrag nog hetzelfde jaar kon afschrijven.

Garnalen & schar, bot, tong, …

Naast garnalen werden diverse soorten vis op de vismijn verhandeld. Als we kijken naar de jaren 1939-1941 dan zien we dat het gaat om schar, bot, tong, wijting, schol en sardijn en ongesorteerd spul als krabben, boskoppen en puf. De jaarverslagen geven ook wat informatie over de afnemers. Het ging om 48 kleinhandelaren, 14 groothandelaren en 11 commissionairs.

Schar werd aangekocht door de kleinhandelaren uit Vlissingen en Arnemuiden. Bot en tong door de kleinhandel, maar bij lagere prijzen ook door de groothandel. Aanvankelijk was de groothandel niet geïnteresseerd in wijting. Toen dat later wel het geval was, stegen de prijzen sterk. Garnalen werden afgenomen door groot- en kleinhandelaren en enkele garnalenpellerijen. De groothandelaren verkochten het overgrote deel van hun garnalen naar Amsterdam.

Vlissingse vloot in de oorlogsjaren

Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog telde de vloot 35 schepen, 17 geregistreerd te Vlissingen, de overige te Arnemuiden. De nadruk lag op garnalenvisserij, platvis werd als bijvangst beschouwd. De schepen met 4 tot 5 man aan boord waren actief tussen de Rassen en de Steenbank, in het bijzonder tussen het Belgische Knokke en het Walcherse Domburg. De garnalen werden aan boord al gekookt en konden nadat zij aan land waren gebracht na pellen direct worden gegeten.

Tijdens de oorlogsjaren werd onregelmatig gevist. Door de oorlogshandelingen in mei 1940 waren diverse schepen gezonken of beschadigd. Het jaar eindigde niet in mineur, aangezien aan het einde van dat jaar plots de sardijn (sprot) in grote aantallen werd gevangen.

Was in 1941 nog sprake van een topjaar, vanaf 1942 liep de aanvoer tot nagenoeg niets terug vanwege vorderingen, materiaalgebrek, inperking van het aantal vaardagen en het vangstgebied en brandstofrantsoenering. Van de 35 schepen waren in 1942 er nog 25 varend.

Vanaf de voorplecht van een vissersboot tillen mannen een gevlochten, gesloten mand met vis naar de wal.
Vli. 17 bij de helling aan de Vissershaven te Vlissingen, circa 1950. Zeeuws Archief, Beeldbank Vlissingen nr 33826.

Rijke visstand

Na de bevrijding van Zeeland werd in december 1944 de balans opgemaakt. Er bleken diverse schepen gezonken of vermist te zijn en het gebrek aan materiaal groot. Daarentegen waren de Vissershaven en de Vismijn nog onbeschadigd. De verwachtingen voor de toekomst waren groot. De buitengaatse visgronden waren namelijk al jarenlang niet bevist wat een rijke visstand deed verwachten.