Berging van de mijnenlegger Hydra in 1921 in een fotoalbum vastgelegd

De Vlissingse maritiem illustrator Hein Naerebout heeft afgelopen week een schitterend fotoalbum geschonken. Het gaat om foto’s van de berging van de mijnenlegger Hydra in 1921.

De Hydra was op stapel gezet op de marinewerf te Amsterdam op 1 oktober 1910, te water gelaten op 7 juli 1911 en in dienst gesteld op 25 januari 1912. Met een waterverplaatsing van 593 ton en als afmetingen 49,7 x 9,0 x 2,8 meters. Haar bemanning telde 59 man. De bewapening bestond uit 3-7,5 cm kanons, 2-12,7 mm mitrailleurs en bovendien kon zij zeventig zeemijnen meenemen.

Het wrak van de Hydra hangende tussen de pontons.

Het ‘gedenkalbum’ met foto’s uit 1921 werd aangeboden door de Nieuwe Berging Maatschappij (fa. Dirkzwager) te Maassluis aan de heren A. Prins Thzn. te Sliedrecht. De foto’s betreffen de berging van de mijnenlegger Hr. Ms Hydra van de Koninklijke Marine en haar overbrenging naar de Marinewerf te Hellevoetsluis. Daar werd het wrak opgenomen in het Jan Blankendok. Waarom de Hydra niet werd gerepareerd bij de Kon. Mij. De Schelde is niet vermeld.

Stakingsbreker

De Hydra was geen onbekende voor Vlissingen en omstreken. Vlissingen was immers haar standplaats. In februari 1920 werd zij echter met spoed naar de Marinewerf te Hellevoetsluis gezonden om daar uitgerust te worden voor een nieuwe taak.

In de havens van Amsterdam en Rotterdam dreigde een staking onder zee havenarbeiders en zeelieden. De arbeiders op de Marinewerf werden van hun vrije zaterdagmiddag teruggeroepen en moesten ’s avonds en zelfs op zondag werken.

Vanuit Hellevoetsluis moest de Hydra zo nodig doorvaren naar Rotterdam. Op het moment dat de staking uitbrak, moest zij een ligplaats kiezen op de Maas voor de stad Rotterdam en indien noodzakelijk helpen met neerslaan van rellen! In maart keerde men terug zonder in actie te zijn gekomen.

Aanvaringen

De Hydra was ook niet onbekend met aanvaringen. Op 29 september 1919 botste men in Rotterdam op het Amerikaanse stoomschip Lake Ellenorah. Het gevolg was een schadevergoeding van ƒ 500.000 uit te betalen door de Nederlandse staat aan de Amerikaanse eigenaar.

De Z3 met de goed zichtbare schade aan de boeg.

In de nacht van 10 februari 1921 vond opnieuw een aanvaring plaats, nu met de Nederlandse torpedoboot Z3. Ter hoogte van de zwarte lichtboei no. 8 ramde de Z3 de Hydra. De Hydra zonk hierbij. Haar berging is uitvoerig gefotografeerd en daar danken wij nu een magnifiek fotoalbum aan. In de bewuste nacht nam zij deel aan oefeningen in de Wielingen. Haar commandant was luitenant ter zee 1e klasse Van Ramshorst en die van de Z3 luitenant-ter-zee 1e klasse Staverman.

Ondanks dat de boeg van de Z3 verfrommeld werd en nagenoeg haaks op de romp kwam te staan, bleef zij drijven. Op eigen kracht zocht zij haar heil in de Vlissingse binnenhaven. Aan boord van de Z3 was de volledige bemanning van de Hydra, welk schip nu op de zeebodem lag. Haar bemanning kende geen gewonden, in tegenstelling tot die van de Z3.

De dag na deze publicatie maakten de commandanten van zowel de Hydra als het wachtschip te Vlissingen bekend dat de bewuste advertentie niet van hen afkomstig was en dat zij zich hiervan distantieerden. Vlissingse Courant, 17 februari 1921.

Vanuit Vlissingen waren direct de Brinio en een mijnenveger afgezonden toen het bericht van de aanvaring was binnengekomen.

De waterdichte schotten aan boord van de Hydra hadden in eerste instantie voorkomen dat zij zonk. Maar het water drong het schip binnen door de openstaande patrijspoorten. Tijdens het opstomen om het schip in veiligheid te brengen, bezweken uiteindelijk ook de waterdichte schotten en zonk zij in 16,50 meter diep water.

De marine gaf de Nieuwe Berging Maatschappij te Maasluis opdracht haar te bergen. Omdat de Hydra en de Z3 voorlopig buiten dienst waren, werden de Triton en de Z7 klaar gemaakt om in dienst te worden gesteld.

Kamervragen

De aanvaring trok ook de nodige aandacht in de Tweede Kamer. De minister moest opheldering geven of het gebied rondom Vlissingen wel geschikt was voor torpedo-aanvaloefeningen door torpedoboten van het Z3-type én waarom ten tijde van de aanvaring het telegraafkantoor te Vlissingen onbemand was. Het gevolg was dat om de marine te Vlissingen te waarschuwen, een telegram uit Nieuwediep nodig was! En passant kwam ook de eerdere aanvaring met het Amerikaanse schip ter sprake.

Berging

Inmiddels was de berging ter hand genomen. Eerst werden losse of in de weg zittende onderdelen als masten verwijderd. De bedoeling was om kettingen onder het schip door te trekken en het dan omhoog te hijsen. Eind april stond het schip. Het slechte weer voorkwam echter de voortgang van de werkzaamheden. De bedoeling was haar na de lichting bij Rammekens aan de grond te zetten en noodreparaties uit te voeren alvorens het naar Hellevoetsluis te brengen.

De Hydra van achteren gezien, tussen de pontons, waarbij links nog duidelijk het takelgereedschap zichtbaar is.

Op maandag 2 mei meldde de Vlissingsche Courantdat de lichting gelukt was. Bij Fort Rammekens waren de gaten provisorisch gedicht, zaterdag kwamen de bergingsvaartuigen, waaronder pontons van Prins, met het wrak daartussen hangend op de Vlissingse rede aan en zondag kon men vanaf de boulevard het geheel bewonderen. Van de berging is ook een film gemaakt die zoals de krant meldde tijdens de Pinksterdagen in het Alhambra-theater werd vertoond.

Twee dekens

Het wrak heeft eerst nog in de Binnenhaven te Vlissingen gelegen en is toen naar Hellevoetsluis gebracht. Daar verwonderde men zich over de omvang van het gat. De marine vroeg zich af of het schip niet te snel verlaten was, aangezien het lek (eerder was sprake van gaten) gemakkelijk met twee dekens gedicht had kunnen worden.

De bergingskosten bedroegen uiteindelijk ƒ 150.000. Ook hier was in de Tweede Kamer commentaar op aangezien de marine veel lagere offertes (ƒ 50.000 respectievelijk ƒ 65.000) van deskundige bergingsbedrijven had geweigerd.

Einde in mei 1940

De Hydra werd na te zijn gerepareerd weer in dienst gesteld. Op 15 mei 1940 werd het schip op de Zijpe vanaf de wal bij Sint Philipsland beschoten door Duits panterafweergeschut. De schade was dermate groot dat de bemanning besloot haar aan de grond te zetten. Tijdens de oorlog werd zij vlot getrokken en gesloopt te Hendrik-Ido-Ambacht.

Op stapel gezet op de marinewerf te Amsterdam op 1 oktober 1910, te water gelaten op 7 juli 1911 en in dienst gesteld op 25 januari 1912. Met een waterverplaatsing van 593 ton en als afmetingen 49,7 x 9,0 x 2,8 meters. Haar bemanning telde 59 man. De bewapening bestond uit 3-7,5cm kanons, 2-12,7mm mitrailleurs en bovendien kon zij zeventig zeemijnen meenemen.