Beleggingsclub Effectavia te Vlissingen 1957-1968

In 1957 besloten een aantal mensen in Vlissingen in clubverband hun spaargelden te gaan beleggen op de beurs zij het niet op speculatieve basis. Dat laatste komt vreemd over, immers beleggen is eigenlijk synoniem aan speculeren.

Beleggen is van alle tijden en levert soms iets op en soms kost het alleen maar. Beleggen en risico’s gaan dan ook hand in hand. Risicospreiding oftewel het beleggen van het beschikbare kapitaal over diverse fondsen kan te grote verliezen voorkomen maar voorkomt al gauw ook grote winsten.

Oprichting Effectavia

Op 7 november 1957 besloten 19 personen in Vlissingen een beleggingsclub op te richten die Effectavia werd genoemd en in de statuten en het reglement werd aangeduid met de letters B.C. Doelstelling was het in gezamenlijk overleg met de leden op verantwoorde, niet-speculatieve wijze beschikbaar gestelde spaargelden van leden te beleggen.

Er werd een waarborgsom gestort en de leden verplichtten zich maandelijks een bedrag variërend tussen de 5 en 20 guldens, op jaarbasis 60 respectievelijk 300 guldens, bij te dragen. De maandbedragen werden in 1962 verhoogd tot respectievelijk 10 en 25 guldens.

Een commissie werd benoemd om alles voor te bereiden en in januari 1958 kon een bestuur worden benoemd. Dit bestond uit vijf leden te weten een voorzitter, een 2e voorzitter, een secretaris, een penningmeester en een 2e penningmeester. In de statuten en het reglement werden uitvoerig de taken, verantwoordelijkheden en rechten van de leden, het bestuur en kascommissie vastgelegd.

Doelstellingen

Achterliggende gedachten van het oprichten van Effectavia waren het nastreven van een grotere waardevastheid van het spaargeld, stimuleren van het eigen bezit vormen, de leden meer kennis te verschaffen op het gebied van economie en financiën en tenslotte wel beleggen maar niet speculeren.

Nieuwsbericht ‘Een goed jaar 1959’ over beleggingsclub Effectavia. Krantenbank Zeeland: PZC, 23 februari 1960.

Om de leden bij het reilen en zeilen van de club te betrekken en dus ook hun de gewenste kennis bij te brengen, kwam men een keer per kwartaal bijeen om het beleggingsprogramma zo nodig aan te passen.

Door het relatief kleine kapitaal en de wens aan risicospreiding te doen legde men zichzelf de nodige beperkingen op. In Nederland was op de aandelenmarkt een slechts beperkte keuze uit aandelen van nominaal ƒ 100,- mogelijk terwijl de aandelen van ƒ 1.000,- een te groot risico vormden.

Het bestuur werd in de beginfase gevormd door voorzitter J.B. Ebling en verder M. Bode, C. Harinck en A.A. den Besten. Gestart met een inleg van ƒ 210 werd het eerste boekjaar afgesloten met een aandelenbezit ter waarde van meer dan ƒ 4.400 en was het ledenaantal toegenomen tot 25. Dat was overigens tevens het maximumaantal leden dat werd toegelaten volgens de Provinciale Zeeuwse Courant van 19 Februari 1959.

Goede start

Het dat jaar uitgekeerde dividend van 3,4% was dan ook als een goede start te beschouwen. De beschikbare gelden werden verspreid over de aandelen van diverse fondsen om grote risico’s te voorkomen. Bestuurslid van het eerste uur Bode was niet onbekend met in clubverband beleggen van spaargelden. Tijdens zijn stage in de USA, uitgaande van het CNV, was hij met dit verschijnsel in aanraking gekomen.

Twee jaar was het belegde kapitaal dat inmiddels ƒ 8.500 groot was, verdeeld over 60% aandelen en 40% obligaties met een beurswaarde op 31 december 1959 van ƒ 10.300. Het uit te keren dividend over dat boekjaar bedroeg maar liefst 17,1%. Het jaarverslag van het boekjaar 1962 liet echter andere geluiden horen. Door het uitblijven koerswinsten en deels ook door renteverlies op uit te keren bedragen bleven de resultaten achter bij de verwachtingen.

Uiteindelijk resteerde een winst van ƒ 700,25. Het inlegkapitaal was verminderd tot ƒ 19.485. Dit werd veroorzaakt doordat bijna ƒ 4.100 werd uitgekeerd aan leden die al dan niet gedeeltelijk hun inleg kregen en men dit niet wilde financieren door aandelen te verkopen. Besloten werd het aantal obligaties te verminderen en meer in aantal te beleggen. Uit voorzorg besloot het bestuur echter de verkoop van obligaties vooralsnog uit te stellen. Wel werden enkele fondsen verkocht waarover de verwachtingen niet hooggespannen waren. De liquide middelen werden weggeschreven naar een spaarrekening om hiervan rente te trekken.

Teruglopend aantal leden en rendement

Net als elders in het verenigingsleven bleek het ook voor Effectavia moeilijk nieuwe bestuursleden aan te trekken. Het zittende bestuur verzuchte in 1965 zelfs dat het gemakkelijker was goede beleggingen te vinden dan een nieuw bestuurslid.

Het bestuur nodigde op 29 juni 1967 de leden uit voor een vergadering op donderdag 6 juli om 20.00 uur in Het Anker. Inmiddels was het effectenbezit goed bestudeerd met als resultaat dat sommige fondsen te weinig opleverden en een verbetering ten goede er niet op korte termijn in zat. Het voorstel was deze te verkopen, echter door de slechte beursnotering verloor men bijna ƒ 500 op de destijds betaalde aankoopkosten.

Het bestuur stelde de leden voor het beschikbare geld grotendeels te beleggen in aandelen van fondsen waarvan men al aandelen bezat en voor een klein deel in aandelen van fondsen waarvan men goede verwachtingen koesterde, maar nog niet bezat. Weliswaar leed men geldverlies als gevolg van de voorgestelde verkoop, maar zo schreef het bestuur, op de effectenbeurs deden de koersen van diverse hoog aangeschreven fondsen het op dat moment relatief slecht.

Liquidatie

Het tij kon echter niet worden gekeerd en op 7 december stelde het bestuur haar leden voor op 31 december alle activiteiten stil te zetten en te kiezen voor liquidatie. In de afgelopen jaren was het aantal leden dat een vergadering bezocht steeds verder teruggelopen en was de vereniging nog nauwelijks actief geweest. Dit kwam niet alleen door de lauwe koersen. Het met enige regelmaat uitkeren van de gehele of gedeeltelijke inleg aan leden zorgde ervoor dat er weinig kapitaal beschikbaar kwam voor nieuwe beleggingen. In 1968 werd Effectavia dan ook inderdaad geliquideerd.