Als de dominee van Biggekerke wordt uitgemaakt voor schelm...

Schelm!, riep Pier Bernaerts in 1610 in een opwelling tegen de dominee van Biggekerke. Dat liet de predikant zich niet zeggen. Daar zou Pier spijt van krijgen.

Man die zijn pen snijdt, zittend aan een tafel met inktpot en schrijfkist. Uitsnede uit een gravure uit ca 1625 uitgegeven in Vlissingen. Collectie: Rijksmuseum RP-P-BI-4852.

Biggekerke ligt op een uur en kwartier gaans vanaf Middelburg, hoofdstad van Zeeland. De notulen van de predikanten uit de jaren 1583-1639 zijn bewaard gebleven en geven een beeldend verslag van het leven van alledag. Keer op keer blijken de inwoners zich te buiten te gaan aan alle zaken die de bijbel verbiedt, tot groot verdriet van de zielenherder.

Uit de serie Bonje in Biggekerke, aflevering: Schelm!

Onderweg naar Biggekerke

Passagiers in een trekschuit. Gravure naar een ontwerp van Adriaen Pietersz. van de Venne te Middelburg, 1625-1635. Collectie: Rijksmuseum RP-P-1937-1931

Op donderdag 11 februari 1610 genoot Passchier de Meester onderweg van Middelburg naar zijn woonplaats Biggekerke met zijn medepassagiers van een heerlijk helder winterzonnetje. Hij had gekozen voor vervoer over water. Op de wegen en paden was het altijd moeilijk rijden of lopen met al die blubber of gladheid in de barre wintermaanden.

Passchier de Meester was een man van aanzien en status. Hij was al bijna tien jaar predikant van de Hervormde Gemeente Biggekerke en zou dat blijven tot aan zijn dood in 1639.

van natturen tot alle snootheyt gheneghen

Plotseling stond er iemand vlak naast hem. Hij herkende de man, het was Pier Bernaerts, een van de ledematen van zijn gemeente. Deze Pier hield wel van een slok op zijn tijd en stond bekend als een verbaal ongeleid projectiel. Van hem was bekend dat ‘hy van natturen tot alle snootheyt gheneghen is’.

De predikant kreeg de kans niet de man te begroeten, want Pier stak uit het niets stevig van wal. Hij gebruikte het ergste scheldwoord dat hij maar kon verzinnen: schelm! Het was duidelijk hoorbaar voor alle omstanders: de dominee van Biggekerke werd uitgescholden voor schelm!

De watergang tussen Middelburg en Biggekerke. Detail uit de kaart van Walcheren van Nicolaes Visscher, ca 1650. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata I-237.

U bent een schelm, een schelm en nog eens een schelm en ook nog eens een stuk schelm, zei Pier grimmig. De Meester kon zijn oren niet geloven. Maar dat was nog niet alles, want zodra hij van boord was en zo vlug als hij kon naar huis liep, bleef Pier dicht in zijn kielzog.

Nog steeds beneveld en met dubbele tong verweet Pier hem ‘tot smaet en oneere deser kercke seer verachtelyck tot verscheyden reysen dat alhier hoeren ende boeuven ten Heyligen Avontmale gaen’. Dat was nogal een uitspraak in een tijd waarin de kerk een onaantastbare, centrale plaats innam in het dagelijks leven.

Deze man bekladde de Biggekerkse gemeente met oneer en smaad! Op deze manier onstond onrust en roddel en achterklap in de gemeente! Pier verdiende het eens streng door de kerkelijke tucht te pakken te worden genomen. Dit kon de predikant niet over zich heen laten gaan!

Kerkenraad op de hoogte

De zondag erna, op 14 februari, kwam de kerkenraad bijeen en Passchier de Meester vertelde ‘met droufheyt’ dat hij door Pier Bernaerts ‘openbaerlyck, voor alle die daer teghenwordich waeren, gheïnjurieert (= beledigd) ende ghelastert was gheworden’. De kerkenraad nomineerde twee van haar leden om met Pier eens een hartig woordje te gaan spreken over deze schandelijke kwestie. Wat verbeeldde deze man zich wel niet!

Toen hem gevraagd werd of hij nog steeds achter zijn tirannieke scheldkanonnade stond, beantwoordde Pier de vraag heel sluw, geslepen en weldoordacht, kennelijk in een zeldzaam moment waarop hij de fles in de kast had laten staan.

Ik heb inderdaad onze dominee uitgescholden, zei hij, maar daar heb ik wel veel spijt van. Maar van die andere belediging had hij minder spijt, want ‘aengaende dat hy gheseyt soude hebben datter hoeren en boeuven ten Heyligen Avontmale gaen ofte in de kercke syn’, zo rapporteerden beide kerkenraadsleden, ‘andtwoorde hy niet te weten dat hy sulckx gheseyt heeft ende of (= als) hy sulckx gheseyt hadde dat den dienaer des Woorts ’tselve niet en soude connen bewysen’. Tsja, een hoog lekker puh-gehalte zullen we maar zeggen. 

De kerkenraad wikt

Tien dagen later, op woensdag 24 februari, mocht Pier eens in de kerkenraad komen opdagen. En dán moest je iets op je kerfstok hebben hoor! Op de vraag wie die hoeren en boeven dan precies waren gaf Pier met een pokerface precies hetzelfde antwoord als tien dagen eerder, en voegde er nog aan toe dat ‘ghenomen den predicant dat conde bewijsen, dattet hem Pier Bernaerts niet toe en stont te seggen wie desulcke waeren’.

Passchier de Meester liep rood aan, net als de rest van de kerkenraad. Want zo spreekt men niet tegen de kerkenraad. Zulk lasterlijk en ongehoorzaam gedrag is een schande! Het tast de stichtelijkheid van de hele gemeente aan! Maar sluwe Pier voerde nog meer in zijn schild.

Ik ken een paar kerkgangers die diefstal als hobby hebben, zei hij doodleuk. De ontstelde predikant wilde heel graag weten wie dan precies die dieven waren, ‘zodat aen denselven kerckelycke tucht geouffent wierde’. Maar onze Pier kennende gaf hij daarop geen antwoord. Over vier dagen ontbieden we je hier weer, was de reactie van de predikant, en dan ga je praten mannetje!

Pier Bernaerts zat nu behoorlijk in dubio. Hij vreesde dat hem de gebruikelijke straf ten deel zou gaan vallen: afgehouden worden van het Heilige Avondmaal des Heren! Aan de ene kant wilde hij zijn stoere imago maar al te graag hooghouden en geen gezichtsverlies lijden bij die hooghartige lui van de kerkenraad. Zijn reputatie als eigengereid figuur beviel hem goed en hij kon de drank natuurlijk niet missen.

Maar aan de andere kant lag het prachtige dorpje Biggekerke, waar hij geboren en getogen was, en haar inwoners hem nauw aan het hart en om nou langdurig niet bij het Heilige Avondmaal te mogen aanschuiven, dat zag hij eigenlijk helemaal niet zitten! In een kleine gemeenschap als Biggekerke werd je door je collega-kerkgangers met de nek aangekeken bij zo’n straf. Je hoorde er dan even helemaal niet meer bij.

… en beschikt

Op zondag 28 februari mocht Pier weer komen opdraven. De kerkenraad eiste nu glasheldere anwoorden op de kwesties ‘schelm’, ‘hoeren en boeven’ en ‘diefstal’. Jij gaat praten mannetje! Pier schuifelde bedremmeld naar binnen en mompelde: als ik dat van die hoeren en boeven gezegd heb, dan weet ik dat echt niet meer. En dat van die diefstal was ‘maer een bueselinghe (= roddel) ende niet weert daervan te spreken’. Kunnen jullie dát ten minste niet door de vingers zien? smeekte Pier.

tot reparatie van des predicants eere

De kerkenraad besloot dat dwarse Pier maar eens diep door het stof moest gaan en ‘dat hy tot reparatie van des predicants eere, wechneminghe van ’t ghegeven schandael ende ruste van de gemoederen der lidtmaten deser kercke’ boete zou moeten doen en spijt betuigen in een brief die van de predikstoel aan de gehele kerkelijke gemeente voorgelezen zou worden.

Ick Pier Bernaerts bekenne hier opentlyck voor Godt ende voor Syn ghemeente met lueghen ende onwaerheyt, vol ende droncken synde, den dienaer des Heyligen Evangeli met namen Paschier de Meester verongelyckt ende moetwillich gelastert te hebben, daermede dat ick hem, onbeschaemdelyck ende sonder eere sijnde, hebbe aengeseyt dat hy een schelm is ende dat ick sulckx soude bewijsen,

verclarende ter contrarie van ’tselve tot restitutie ende oprichtinghe van sijn eere (die ick bekenne ghevioleert te hebben) dat hy is een vroom ende godtsalich predicant, suijver in de leere ende onstraflijck van wandel,

ende van den kerckenraet ghevraecht ende hervraecht synde of ick in de ghemeente van Bekercke yemant weet te beschuldighen ende daervan te overtuygen die een hoere of boeuve of diefachtich sij, andtwoorde daerop neen,

ende begeere aen al degene daerteghen dat ick sulckx gheseyt mocht hebben ’tselve te houden voor een lueghen ende versierde lasteringhe, biddende hiermede aen den barmhertighen Godt ende aen al degene die ick eenichsins hiermede mach geoffenceert ende gheschandaliseert hebben my deselve misdaet te willen vergeven,

belovende voort my van sulckx ofte dergelycke meer te segghen ende uut mynen mondt te laten gaen neerstelyck te wachten ende tot bewys der waerheyt heb ick ter ordonantie des kerckenraets dyt met mijn eygen handt onderteekent.

Pieter Bernaerts

Tot slot noteerde Passchier de Meester: Hierop is hy vermaent gheworden met de woorden des Heeren Christi, Joannes 5:14, 8:11, ‘gaet ende en sondicht niet meer opdat u niet ergers en gheschiede’.

Handtekening van Pier (Pieter) Bernaerts, die een verrassend goed handschrift heeft in een tijd waarin maar weinig mensen konden lezen of schrijven. Zeeuws Archief, Archief Hervormde Gemeente Biggekerke, inv.nr 1, volgnr 25.

Notulenboek

Blader door het notulenboek van de Hervormde Gemeente Biggekerke. Kijk op scan 25 oftewel folio 20 verso en folio 21 recto voor het verhaal over Pier Bernaerts.

/21.12113/347CB7A0987E4AFDA44EE4758224BB21
Man die zijn pen snijdt, zittend aan een tafel met inktpot en schrijfkist. Gravure uit ca 1625 van Daniël van Bremden, naar het ontwerp van Adriaen Brouwer. Uitgegeven bij Anthony de Later in Vlissingen. Collectie: Rijksmuseum RP-P-BI-4852. Het onderschrift in Latijn betekent ongeveer: “Vroom en gewetensvol zit hij alleen, in afzondering als in een grot, en alleen dan is hij minder alleen.”