Akte van indemniteit

Het weren van economische vluchtelingen is niet van de laatste tijd. Vanaf de 17e eeuw probeerden steden en dorpen deze behoeftige nieuwkomers te weren omdat ze alleen maar geld zouden kosten. Met een akte van indemniteit werd de stad gevrijwaard van deze kosten.

Het stadswapen van Den Haag

Vanaf het einde van de 17e eeuw ging het economisch steeds slechter in Nederland. Veel mensen raakten werkloos en waren afhankelijk van bedeling van met name diaconieën of armbesturen van de verschillende kerkelijke gemeenten en parochies om in hun levensonderhoud te voorzien. Deze bedeling was echter alleen bestemd voor inwoners van de eigen stad of dorp.

De groeiende armoede zorgde ervoor dat veel mensen hun geluk elders beproefden, maar de steden en dorpen waren niet genegen deze armoedzaaiers te onderhouden. Om de stroom bedelaars, landlopers en vagebonden een halt toe te roepen waren nieuwkomers verplicht een akte van indemniteit te overleggen bij vestiging. Het bestuur of de diaconie van de plaats van herkomst verklaarden met een dergelijke akte dat ze de kosten voor eventuele steunverlening voor hun rekening zouden nemen. Als voorbeeld wordt Jannetje Coolhaas genomen die omstreeks 1810 in Zierikzee kwam wonen.

Jannetje Coolhaas werd in 1774 geboren in Den Haag. Kort na het overlijden van haar ouders besloot ze in 1796 de Hofstad te verlaten. Met een akte van indemniteit op zak ging ze naar Rotterdam. Na een verblijf in Rotterdam en later in Brouwershaven, waar ze in 1807 poorter werd, kwam ze uiteindelijk terecht in Zierikzee waar ze haar akte van indemniteit bij de diaconie overhandigde. Ze bestierde een winkeltje in de Breedstraat en trouwde op 27 maart 1816 met Cornelis But. Het leek haar voor de wind te gaan tot de dag dat Christiaan Christiaanse Zierikzee aandeed.

Akte van indemniteit. Gemeentearchief SD, Diaconie HG Zierikzee, inv.nr. 140b

Wij Schout en Wethouderen van ’s Graavenhaage, belooven by deeze dat, ingevalle Jannetje Coolhaas met der woon vertrekkende na Rotterdam onverhoopt tot armoede mochte geraaken, zodanig dat dezelve de adsistentie van den armen noodig mochte hebben, Wy de voornoemde Jannetje Coolhaas ten allen tyden wederom binnen deeze Stad zullen admitteeren en aanneemen en den armen van Rotterdam voornoemt, of elders alwaar gelyke acte van readmissie ten behoeve van den Haage word gegeeven, daar van zullen indemneeren en bevryden.
Des ten oirconde hebben Wy deze met Onze opgedrukte Stads Zegel bevestigt, en door een van Onze Secretarissen laaten teekenen den 28 december 1796.

Bedelen was een doorn in het oog voor de gegoede burgerij. Dat moest dus voorkomen worden. Rijksmuseum, SK-A-4981.

Met deze man was ze eerder getrouwd maar vanaf het moment dat hij in 1809 op de koopvaardij ging werken had ze niks meer van hem gehoord. Ervan uitgaande dat hij was overleden trouwde ze met Cornelis But. Toen Christiaan in 1816 weer in Zierikzee was en erachter kwam dat zijn vrouw was getrouwd met een ander klaagde hij haar zonder blikken of blozen aan. Jannetje kwam voor het gerecht en werd, beschuldigd van bigamie, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. In het tuchthuis van Middelburg overleed ze korte tijd later. Haar akte van indemniteit bleef achter in het archief.