Van badkoets tot badplaats

Er kwam heel wat kijken bij het nemen van een bad in zee. De Nederlandse woordenschat werd verrijkt met woorden als badgast, badkostuum, badkoets, badpaviljoen, badseizoen (‘badsaison’), badplaats, zeebad.

Het zeebad werd in Nederland geïntroduceerd door de Fransen in de Napoleontische tijd. Scheveningen werd in 1818 de eerste Nederlandse badplaats. Het was vooral aan de Duitse kuurgasten te danken dat het initiatief slaagde. In Zeeland kreeg Domburg als eerste in 1834 een badinrichting. In 1837 werd op de plek van het huidige Badpaviljoen het allereerste badhuis gebouwd.

Badkoets

Kenmerkend voor de badcultuur in de 19e eeuw is de badkoets. De badgast klom op het strand in de cabine, waarna deze in het water werd geduwd, of bij de oudere en grotere modellen, getrokken door een paard. Eenmaal in het water daalde de badgast, inmiddels gekleed in badkostuum, het trapje af in zee.

Oorspronkelijk werd er naakt gebaad. Een scherm aan de badkoets bood dan bescherming tegen nieuwsgierige blikken. De (naakte) baadsters werden soms vanaf de duintoppen gadegeslagen door ‘heren’ met verrekijker. Later werd het strand ingedeeld in aparte vakken voor dames en heren. Een badman, badknecht of badvrouw zag er top toe dat de badgast, die vaak niet kon zwemmen, niet verdronk.

Strand bij Domburg. Foto: S.R. Elzinga, Domburg. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata II-2402.

Gezondheid

Aanvankelijk bezocht men een badplaats voor de gezondheid. Het liefst moest er zo vroeg mogelijk worden gebaad, om zes uur ’s ochtends. Des te krachtiger de golfslag des te werkzamer zou het bad zijn. Het zeewater zelf werd ook als gezond ervaren; het werd gedronken en aanbevolen als purgeermiddel voor veelvraten.

Strenge regels

Het nemen van een zeebad bleef lange tijd onderworpen aan strenge regels. Bij de Domburgsche Zeebadinrichting die de stranden exploiteerde, kostte een zeebad vlak na de Eerste Wereldoorlog 50 cent. Bij de prijs was het gebruik van een handdoek en een badkostuum inbegrepen. De maximum tijd voor het nemen van een bad bedroeg 45 minuten, inclusief het omkleden. Duurde het bad langer, dan diende de badgast een tweede kaartje te kopen. Tijdens de badtijd kon een stoel worden gehuurd voor 15 cent.

Veiligheid

Uit veiligheidsoverwegingen was het badpersoneel verplicht, op aangeven van de badgast, mee het water in te gaan. De angst voor verdrinkingen was groot, en elke badplaats adverteerde met de veiligheid van zijn stranden. Domburg haalde in 1894 dan ook opgelucht adem toen de dames Hoeufft uit Utrecht van de verdrinkingsdood konden worden gered.

Het Domburgse gezin van Jan Sinke en Jozina Poelman werkte in de zomermaanden als badpersoneel. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata II 2351-22

Vermaak

Wie wachtte op een badkoets, kon dat doen in houten wachtlokalen of in badpaviljoens. Hier kon men ook na het bad uitrusten of een kop thee of een glas melk drinken. Om het verblijf in een badplaats aangenamer te maken, kwam er steeds meer vermaak zoals dansavonden, concerten en verkiezingen en wedstrijden: voor het sterkste zandkasteel, de mooist versierde fiets of de best gedresseerde hond.

Het eerste badhuis van Zeeland werd gebouwd in Domburg in 1837. In 1891 werd het afgebroken om plaats te maken voor het huidige Badpaviljoen. Foto: C.W. Bauer. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata II 2399