Zeeland en Japan

Gedurende tweeënhalve eeuw waren de Nederlanders de enige westerlingen die handel mochten Japanse bedrijven. Dat leidde voor Nederland tot een bijzondere relatie met Japan die tot op de dag van vandaag duurt.

Twee kooplieden, de Zeeuw Pieter van der Hagen en de Rotterdammer Johan van der Veeken, maakten een plan om via een nieuwe route Azië te bereiken. In plaats van de gebruikelijke route rond Kaap de Goede Hoop kozen zij voor de Straat van Magellaan. Onderweg zou geprobeerd worden de rijke Spaanse provincies in Zuid-Amerika te plunderen. Daarom werden niet alleen handelsgoederen ingeladen, maar ook veel wapens. Op 27 juni 1598 vertrokken er vijf schepen, de Hoop, Geloof, de Liefde, Trouw en Blijde Boodschap vanuit Maasland, nu Maassluis.

De Liefde gestrand in Japan

Bijna twee jaar later, op 19 april 1600, strandde het schip de Liefde aan de Japanse kust. De gevaarlijke reis was niet zonder gevolgen gebleven, slechts 20% van de ruim 500 bemanningsleden had de reis overleefd. Naast scheurbuik en ‘hete koortsen’ werd de bemanning ook geteisterd door de ijselijke weersomstandigheden, waarna ook de voedselvoorraad nog eens opraakte.

Niet lang na de stranding kwamen nieuwsgierige Japanners aan boord. De verzwakte bemanning werd in eerste instantie met rust gelaten. De interesse van de Japanners ging uit naar de lading aan boord: de handelsgoederen en de grote hoeveelheid aan wapens. Later werden de bemanningsleden ondervraagd over het hoe en waarom van hun reis.

Taalbarrière

Uiteraard vormde de taal een probleem. Een Portugese missionaris was bij de ondervragingen aanwezig als tolk. De Engelse stuurman William Adams beschreef deze situatie als ‘[P]ech voor ons, want het zijn onze doodsvijanden’. Dat de situatie ongunstig was, bleek ook toen – ondanks de verklaringen van de bemanningsleden dat ze waren gekomen om vreedzaam handel te drijven – de Portugezen hen beschuldigden van piraterij, wijzend op de grote hoeveelheid wapens aan boord.

Vragen van Ieyasu Tokugawa

Negen dagen moesten de bemanningsleden in spanning afwachten, totdat Ieyasu Tokugawa, de man die op dat moment het politieke toneel van Japan beheerste, de Nederlanders bij zich liet komen. In zijn verslag vertelt Adams dat ook Ieyasu alles over de Hollanders wilde weten; waar ze vandaan kwamen, hoe ze gekomen waren, met welke landen ze in oorlog waren, en niet onbelangrijk, welke godsdienst ze hadden. In de jaren die volgden, bouwde Adams een goede band op met shogun Ieyasu. Als adviseur van de shogun bleef hij de rest van zijn leven in Japan wonen.

Uitnodiging tot handel

Niet alle bemanningsleden bleven in Japan. In 1605 voer het merendeel op een Japanse jonk naar Patani om zich daar bij een Nederlandse vloot te voegen. Bij zich hadden zij een brief van shogun Ieyasu waarin deze de Nederlanders uitnodigde in Japan handel te komen drijven. Het zou echter nog twee jaar duren voordat twee andere Nederlandse schepen naar Japan zouden gaan.

Nederlands handelsmonopolie

Terwijl de band tussen Nederland en Japan verbeterde, verslechterde de situatie voor de Spanjaarden en de Portugezen. Wegens al te grote bekeringsdrift van deze katholieke naties werd ‘de leer van Yaso’ oftewel het Christendom in 1614 verboden. Japan sloot zich nog meer af toen ze de Spanjaarden al in 1624 en ook de Portugezen in 1641 de toegang tot het land ontzegden. Aangezien Nederland was verwikkeld in de Tachtigjarige Oorlog met Spanje en Portugal, protestants waren en geen missie bedreven, waren ze nu in het voordeel. Ook Japanners zelf kregen een verbod om het land te verlaten. Daarmee waren de Nederlanders het enige contact tussen Japan en de westerse wereld. Deze zogenoemde ‘sakoku’ of afsluiting zou nog duren tot 1853.

Deshima

De Nederlanders mochten weliswaar als enige van de westerse wereld handeldrijven met Japan, maar ook hun vrijheid was gelimiteerd. Hoewel de Nederlanders eerst in Hirado waren gevestigd, werd hun aanwezigheid in 1640 beperkt tot Deshima, een kunstmatig eiland in de baai van Nagasaki. Deshima, wat ‘Vooruitstekend Eiland’ betekent, was niet groter dan 120 bij 75 meter en bezat 25 woon- en pakhuizen. Er mochten dan ook maar 20 Hollandse ambtenaren tegelijk aanwezig zijn. De Nederlandse opperkoopman mocht het eiland alleen verlaten voor de verplichte jaarlijkse hofreis naar de Shogun in Edo.

Voorrecht of gevangenis

Aan de ene kant was het exclusieve handelscontract een groot voorrecht. Aan de andere kant dienden de Nederlanders zich te houden aan een groot aantal regels. Zo mochten ze behalve Deshima Japan niet betreden. Verder moest ten alle tijden minimaal 15 Nederlanders aanwezig zijn, die het eiland dus niet mochten verlaten. Ook mochten ze hun godsdienst niet uitten. Volgens Lord Elgin, die een bezoek deed aan Japan in de 2e helft van de 19e eeuw, zag het eiland er meer uit als een strafkolonie dan een verblijfplaats van kooplieden.

Deshima als een communicatiekanaal

Naast de handel had de Nederlandse aanwezigheid in Japan nog een andere functie: de Nederlanders zorgde voor de communicatie tussen Japan en het Westen, waardoor de Japanners ondanks de eeuwenlange periode van afzondering toch kennis vergaarden over de rest van de wereld. Door de strikte regels konden de Nederlanders niet veel rechtstreekse invloed uitoefenen of nieuwe ideeën brengen. Toch werd de Nederlandse taal het medium voor de Japanners om de westerse wetenschap te bestuderen en informatie te verkrijgen over geneeskunde en natuurwetenschap en over maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen elders.

Ontwerp voor een paneel van lakwerk met voorstelling van het eiland Deshima. Rechtsboven de initialen van de VOC Kamer Zeeland. Tekening, 36×56,8 cm, circa 1800. Collectie Rijksmuseum AK-MAK-1734-1

Handelsproducten

De Nederlandse factorij op Deshima regelde de handel met Japan. Er werd met verschillende producten gehandeld. Veel ingevoerde producten waren textiel uit Europa, zijde uit China en hout en suiker uit India. Andere producten waren weedsels, suiker, huiden en verfstoffen.

Het belangrijkste product dat uit Japan werd geëxporteerd was edelmetaal, zoals goud en zilver. Daarnaast ook munten, lakwerk, kampfer, rijst en ‘Japansche sijde rocken’, wellicht kimono’s. Deze Japanse traditionele kleding wordt nog steeds bij bepaalde gelegenheden gedragen.

Via Taiwan reisden de schepen naar Batavia. Deze reis duurde ongeveer één maand. Vanaf Batavia was het zeker nog zo’n 7 maanden reizen naar Nederland. De reis nam dus aardig wat tijd in beslag. In de periode van 1641 tot 1847 kwamen er 606 Nederlandse schepen aan in Deshima.

Verstoring van de handelsrelatie

In 1643 raakte de relatie tussen Nederland en Japan even ernstig verstoord. Het VOC-schip Breskens was door een storm in de problemen geraakt. Wegens de opgelopen schade en een gebrek aan levensmiddelen was het schip genoodzaakt tweemaal een baai op de oostkust van Japan aan te doen. Daarbij werden de kapitein en enkele bemanningsleden opgepakt en naar het hof van de Shogun afgevoerd. Hier werden ze ter dood veroordeeld wegens het overtreden van het verbod om Japans grondgebied. Uiteindelijk liet de Shogun zich overtuigen dat de bemanning te goeder trouw was geweest en kwamen de gevangenen vrij.

Einde van het monopolie

In 1853 werd de afsluiting van Japan voor de buitenwereld opgeheven. Dit betekende het einde van het Nederlandse handelsmonopolie en de bijzondere positie van Nederland in Japan, met name met ingang van de Meiji-restauratie in de jaren ’60 en ’70 van de 19e eeuw. Hierbij stond de modernisering van Japan voorop.

Landen zoals de Verenigde Staten, Groot-Brittanië, Duitsland en Frankrijk sloten met Japan handelsverdragen. Door deze concurrentie en de destijds betrekkelijk onbelangrijke positie van Nederland in Europa ging de Nederlandse relatie met Japan achteruit. Wel bleef Nederland door kennisoverdracht een belangrijke rol spelen bij de verwestering van Japan, met name op het gebied van scheepsbouw, militaire navigatietechnieken en hydraulica.

Waterbouwer Johannis de Rijke

Japan trok in de 2e helft van de 19e eeuw diverse Nederlandse waterbouwers aan om de Japanse waterhuishouding op orde te krijgen. Eén van hen was Johannis de Rijke (1842-1913) uit Colijnsplaat, de derde van de in totaal zeven kinderen van dijkwerker Pieter de Rijke. Johannis is onder andere verantwoordelijk geweest voor het aanpassen en kanaliseren van de delta van de Kiso-rivieren bij de stad Nagoya. In deze stad staat dan ook een meer dan levensgroot standbeeld van hem. Op 13 januari 1911 werd De Rijke benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw.

Japan in Nederland

Op academisch niveaus beleefde Japankunde in Nederland een grote bloei, ondanks het verlies van het handelsmonopolie. Vanwege de reeds lang bestaande betrekkingen tussen Nederland en Japan werd de eerste leerstoel Japanologie al in 1855 opgericht aan de Leidse universiteit. Ook zijn er bij diverse kunststromingen uit de jaren 1872-1941 invloeden terug te vinden van het zogenoemde Japonisme. Artiesten waaronder Vincent van Gogh lieten zich inspireren door de nadruk op het platte vlak, een eenvoudig kleurpalet, asymmetrische composities en Japanse motieven.

Nederland in Japan

De Japanse fascinatie voor Nederland leidde onder andere tot de opening van een openluchtmuseum van Nederland in Nagasaki. Het Holland Village of in het Japans ‘Oranda Mura’ Huis ten Bosch werd in 1985 geopend en bevatte onder andere kopieën van de Zaanse Schans, het stadhuis van het Friese Balk, een Noord-Hollandse stolpboerderij, een houten molen uit Heusden en de Gasthuiskerk aan de Middelburgse Lange Delft. Ook is er een aan Nederland gewijd maritiem museum.

Japan NL-MdbZA_1901_131-1
Geisha-pop en Samurai-pop, beide op standaard in vitrine, Japan. Geschenk aan de gemeente Middelburg. Middelburg heeft vanaf 1979 een stedenband met Nagasaki gehad. In 2017 droeg de gemeente de band over aan Leiden. Zeeuws Archief, Stadhuiscollectie Middelburg, inv.nr 131

Meer lezen

  • Lemmers, A., en G. Boven. Bijzondere betrekkingen, Nederland en Japan 1600-1868. Den Helder: Marinemuseum, 2000.
  • Vonk, P.G. De V.O.C. op zoek naar de goud- en zilvereilande: De waar gebeurde avonturen van het schip de Breskens in het jaar 1643 in Japan. Utrecht: Vos Holland, 1997.
  • Blussém K., W. Remmelink en I. Smits (red.). Bewogen Betrekkingen: 400 jaar Nederland-Japan. Hilversum: 2000.
  • Gulik, W.R. In het spoor van de Liefde: Japans-Nederlandse ontmoetingen sinds 1600. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1986.
  • Toussaint, Bert. Japanse verering voor Colijnsplaatse watergod: Johannis de Rijke (1842-1913). In: Zeeuws Tijdschrift jaargang 50 (2000) nr. 3.
  • Gasteren, L.A. van [red.]. In een Japanse stroomversnelling: Berichten van Nederlandse watermannen, rijswerkers, ingenieurs, werkbazen 1872-1903. Amsterdam: Euro Book Productions, 2000.
  • Paul, H. Nederlanders in Japan, 1600-1854: De VOC op Desjima. Weesp: Fibula-Van Dishoeck, 1984.