Nationale aandacht voor de droogmaking van Walcheren

Na de bevrijding van Nederland in mei 1945 kwam Walcheren op de agenda van de nieuwe regering onder leiding van minister-president Schermerhorn. Door gebrek aan arbeiders en materialen was er sinds de onderwaterzetting door de geallieerden in oktober 1944 niet veel veranderd in de situatie op het eiland. Nederland had te kampen met grote problemen, zoals Schermerhorn in zijn radiorede in juni 1945 uiteenzette, de droogmaking van Walcheren was er één van.

Prof.ir W. Schermerhorn, minister-president van het eerste Nederlandse na-oorlogse kabinet, hield 27 juni 1945 de eerste radiorede over het te voeren beleid van de nieuwe regering. Schermerhorn kwam voort uit de Nederlandse Volksbeweging (NVB). De NVB wilde de vooroorlogse politieke verhoudingen doorbreken. Samenwerking stond voorop en de verzuilde ideologieën hadden afgedaan in de ogen van de NVB. (De basis voor de ideeën van de NVB was gelegd in het gijzelaarskamp St. Michelsgelstel.)

De Provinciale Zeeuwsche Courant deed verslag van de radiorede van Schermerhorn op de voorpagina van de editie van 28 juni onder de kop ‘Het te voeren beleid der nieuwe regeering’.

Oorlog tegen Japan en de bevrijding van Indië

De eerste taak van het nieuwe kabinet was de oorlogvoering tegen Japan en de bevrijding van Indië, aldus Schermerhorn. Nederland wilde haar voormalige kolonie behouden en bond de strijd aan tegen de strijders voor een onafhankelijk Indonesië.

Erkenning verzetsstrijders

Vervolgens beloofde Schermerhorn de voormalige illegale verzetsstrijders toegang tot de ‘nationalen weg’; “In de verzetswereld ligt een bij uitstek vruchtbare onderscheiding der geesten, om die menschen op die plaatsen te brengen, waar dit noodzakelijk is”.

Vorming nieuw leger

Hoog op de agenda stond ook de vorming van een nieuw leger, dat voorlopig alleen uit oorlogsvrijwilligers zou moeten bestaan. De Binnenlandse Strijdkrachten in Nederland, die onder leiding van Prins Bernhard stonden, zouden worden omgevormd tot onderdelen van het nieuwe leger.

Nieuw bestuur

Het bestuur van Nederland moest opnieuw georganiseerd worden om normale gezagsverhoudingen te herstellen. Schermerhorn maakte van de gelegenheid gebruik om voor zijn publiek de verhouding tussen het Militair Gezag en het burgerlijk bestuur op te helderen. “Met alle waardeering voor hetgeen het M.G. heft verricht, heeft dit toch de gezagsverhoudingen bemoeilijkt. Uiterlijk 1 september moet het M.G. geliquideerd zijn, uitgezonderd in plaatsen waar het noodzakelijk en gewenscht wordt geacht dit voor te doen bestaan”.
Verder moeten ‘democratische organen’ worden hersteld. “Het optreden van plaatselijke colleges van advies belemmert het ontstaan van gezagsverhoudingen.”

Zuivering

Het ambtenarenkorps en het bedrijfsleven diende te worden gezuiverd en landverraders en collaborateurs berecht. Dat gold niet alleen voor N.S.B.-ers maar ook voor oorlogswoekeraars “zij die zich op ergerlijke wijze hebben verrijkt”.

Schaarste

De schaarste was een groot probleem. De bevolking had voedsel, kleding en huisraad nodig. Hij spoorde de bevolking aan mee te doen in het arbeidsproces: “Onze arbeidskrachten is het eenige wat ons nog gelaten is. Als we geen werkelijkheid maken met den arbeid, blijven wij een arm volk.”
De minister wees op de ongunstige oogstvooruitzichten en het gebrek aan arbeidskrachten.

Herstel verwoeste en geïnundeerde gebieden

Het herstel van verwoeste en geïnundeerde gebieden zal zo spoedig mogelijk beginnen. Deze taak viel onder het ministerie van openbare werken. Schermerhorn: “Alles zal op alles worden gezet om Walcheren en de Wieringermeer voor de komende najaarsstormen droog te maken.”

Regeringsvoorlichtingsdienst

Ook wees de minister zijn publiek op de belangrijke taak van de regeringsvoorlichtingsdienst, die onder de minister-president valt. “Het doel is den burgers in kennis te stellen van de moeilijk verkregen successen en van de tegenslagen. Het vertrouwen wordt hierdoor gewekt. De regeeringsvoorlichtingsdienst moet oog en oor van de regeering zijn. Het gaat niet om de beïnvloeding van het volk, doch om de belangstelling te verlevendigen.”