De huwelijks-avond, een bijzondere cantate

Naar aanleiding van de ondertrouwplechtigheid van Jacob Hendrik Schorer en Johanna Maria van den Brande, schreef gelegenheidsdichter Jan Willem van Sonsbeeck de cantate ‘De huwelijks-avond’. Dit is een bijzonder Nederlandstalig zangstuk, met twee koren en kindersolisten.

Muziek en het Van de Perrehuis

In het Van de Perrehuis, eertijds ‘De Commanderij’ geheten, heeft met enige regelmaat muziek geklonken. Van zowel de eerste bewoners van het stadspaleis, het echtpaar Van de Perre-van den Brande, als van de tweede, de familie Schorer-van den Brande, zijn hiervan bewijzen in de archieven en literatuur te vinden. Niet alleen daar, ook het huis zelf getuigt van de belangstelling voor muziek.

Muziek op het behang

Een detail van de behangselschildering in de ontvangstkamer van het Van de Perrehuis toont een waldhoorn, fagot en een dwarsfluit. Het verwijst naar de muzikale belangstelling van bouwheer mr. Johan Adriaen van de Perre, heer van Nieuwerve, Welzinge en Everswaard. Het is aannemelijk dat hij deze drie blaasinstrumenten ook daadwerkelijk heeft bespeeld. Ook bezat Van de Perre nog twee kabinetorgels. Het aanwezige huisorgel speelde mogelijk een rol in de korte godsdienstige bijeenkomsten die tweemaal daags plaatsvonden onder leiding van de in 1787 benoemde huispredikant ds. Johannes van der Palm. Zo’n ‘Huisgodsdienst’ bestond uit en korte bijbellezing met enige uitleg, het uitspreken van een gebed, en het leiden van een psalm of gezang.
Na het overlijden van Van de Perre’s weduwe Jacoba van den Brande in 1794, trof de inventarisator van haar boedel vier muzieklessenaars aan. Uit de aanwezigheid hiervan kan worden afgeleid, dat in het huis aan ensemblespel werd gedaan.

Fragment van het beschilderde behang in het ‘Zij-kamertje’ of antichambre in het Van de Perrehuis, met muziekinstrumenten en bladmuziek, ca. 1765. Zeeuws Archief.

Turks Muzyk

Van de Perre ontving regelmatig hoge gasten in zijn huis aan het latere Hofplein. Zo werd op 26 juni 1786 het stadhouderlijk gezin verwelkomd. Willem V en de andere gasten werden op een prachtig souper onthaald. De grote tuin achter het huis was “ongemeen kunstig geillumineerd”. Van de Perre “wiens beleefdheid elk Middelburger pryst”, had de tuin voor al zijn stadsgenoten opengesteld. Aan alle kanten van de tuin waren muzikanten, “welke de wandeling der toegevloeide menigten, door geduurig turks Muzyk verrukten en verheugde.”
De term ‘musique à la turque’, was gebruikelijk voor muziek met bekkens en bellen en andere gewone en Turkse instrumenten die in die tijd in de Europese steden zeer in trek was.

De huwelijks-avond – een bijzondere cantate

Na het overlijden van het echtpaar Van de Perre-Van den Brande (Jacoba stierf op 14 augustus 1794) werd het statige huis bewoond door het gezin Schorer-Van den Brande. Johanna Maria van den Brande was in het voorjaar van dat jaar gehuwd met de Middelburgse pensionaris Jacob Hendrik Schorer.
Naar aanleiding van de ondertrouwplechtigheid* van Jacob Hendrik Schorer en Johanna Maria van den Brande, schreef gelegenheidsdichter Jan Willem van Sonsbeeck de cantate De huwelijks-avond.

Dit belangwekkende Zeeuwse zangstuk voor jongenskoor, meisjeskoor en solisten moet zijn uitgevoerd in het voorjaar van 1794. Johanna Maria erfde later dat jaar het Van de Perrehuis, toen ‘De Commanderij’ geheten, van haar tante Jacoba van den Brande, weduwe van Johan Adriaen van de Perre.

*Het trouwgeld voor het huwelijk van Jacob Hendrik Schorer en Johanna Maria van den Brande werd voldaan te Middelburg op 17 april 1794. De cantate vermeldt “In de Ondertrouw opgenomen den 18 April” 1794. Het huwelijk werd voltrokken op 6 mei 1794.

Zinnebeeldig monument voor Jan Willem van Sonsbeeck (1774-1797), representant van Zeeland, dichter, silhouet, met bijwerk en links de Schelde voor Vlissingen met schepen. Tekening gewassen in O.I. inkt door J.H. Reijgers, 1797. Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, cat.nr. ZI-IV-0835.

Star des nachts

De dichter laat in de feestelijke kooraria waarmee de cantate wordt geopend, zangers en zangeressen zingen dat de avond valt, zodat hij de symboliek van flonkerende hemellichamen kan benutten. Na het recitatief zingt een meisje over de wrede ‘star des nachts’ die het vrolijk stemmend daglicht verjaagd en in de duisternis een dochter door haar minnaar laat ontvoeren uit de kring van haar familie. De solerende zangeres eindigt het lied met de vergelijking met een ‘stedendwinger’, die wat onbarmhartigheid betreft gelijk te stellen is met de ontvoerende minnaar. Het meisjeskoor, varieert op betreffende regels:

“Zeg, wat doet een vijand wreeder,
Bij ‘t verwoesten van een land??”

In het lied van de jongen wordt de liefde heel wat positiever voorgesteld. De ‘star des nachts’ noemt de zanger de mooiste van de nachtelijke hemel, die eerst komt als ‘‘t Albespiedend licht’ is verdwenen. Man en vrouw zijn verenigd, niet alleen op aarde maar voor de eeuwigheid. De ‘Godheid’ heeft de sterveling een grote zegen bereid!

En zegene hun min

In het daarop volgende recitatief daagt de planeet Venus aan het uitspansel, een blozende ‘star der Liefde’. Daarop verschijnt ook Mars en even later zijn de stralende hemellichamen niet meer te tellen. In een koorwerk wordt de geschaakte maagd nog vergeleken met een ‘schoone bloem door ‘s landmans voet gedrukt’ en een zich rond een iepenboom slingerende wingerd.
Zangers en zangeressen besluiten de cantate met een plechtig lied, waarin voor Schorer en ‘zijne Johanna’ een kinderrijk gezin wordt afgesmeekt.

“Vereenigt uw stemmen,
Ter eer van dit Paar:

Ter eere van Schorer
Die zijne Johanna
Naar ’t bruidsbed geleidt!”

“De Godheid wil deeze echt met haare gunst bekroonen!
(…) En zegene hun min met dochters, en met zonen”

Welke instrumenten koren en solisten hebben ondersteund, weten we helaas niet. De vraag of Van Sonsbeecks zangstuk in het Van de Perrehuis heeft geklonken, kan niet bevestigend worden beantwoord. Het huwelijk vond plaats vóór het overlijden van de tante van de bruid. Niettemin is het door bewoners Jacob Hendrik Schorer en zijn echtgenote en Johanna Maria van de Brande met de geschiedenis van het gebouw verbonden.

Nederlandse cantatecultuur

Het gedrukte tekstboekje van de huwelijkscantate Schorer-van den Brande is een van de vele uit de periode 1790-1820 overgebleven tekstboekjes. Alles bij elkaar kan deze neerslag van de Nederlandse zangcultuur, bij de beschouwer sterk de behoefte aan klank doen ontstaan. Echter, een feit is dat zo goed als geen van de partituren en afzonderlijke muziekpartijen van de tientallen in deze jaren uitgevoerde vocale gelegenheidswerken bewaard zijn gebleven. De tekstboekjes zelf geven weinig informatie over de toenmalige uitvoeringspraktijk.

Zanggenootschappen

Sommige tekstboekjes bevestigen het bestaan van de zogenaamde ‘zanggenootschappen’ in genoemd tijdvak. In bijna alle drukwerkjes wordt een religieus thema bezongen. De muziekpartijen van de kerstcantate uit 1796 door toondichter Christian Friedrich Ruppe (1753-1826) – geschreven voor de kinderen van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden – zijn gelukkig wel bewaard gebleven. Zo ook Ruppes orkestraal begeleide losse gezangen voor solisten en koor van het Leidse weeshuis ter gelegenheid van het paasfeest van 1797.

Deze composities geven aanleiding te veronderstellen, dat de uitvoering van de cantate met koor en volle orkestbezetting, in die tijd niet tot de uitzonderingen zal hebben behoord. Omstreeks 1800 was de cantate c.q. de ‘geestelijke cantate’ voor kerkelijk gebruik en de ‘wereldlijke cantate’ ter opluistering van niet-kerkelijke plechtigheden in de Nederlanden een nog tamelijk nieuwe muziekvorm. De Middelburgse huwelijkscantate lijkt hiervan een treffend voorbeeld.

Een meisje en een jongeling

We kennen de prachtige klankschilderingen van Haydns oratoria. De stijl van Ruppes cantate voor het Leidse weeshuiskoor verraadt de invloed van de Weense meesters van de achttiende eeuw. Wat kunnen we met enige zekerheid uit het tekstboekje voor de huwelijksplechtigheid in Middelburg afleiden?

De uitbundigheid en zinnelijkheid van de door Middelburger Jan Willem van Sonsbeeck geschreven teksten van de huwelijkscantate uit 1794, doen sterk vermoeden dat dit werk in eenzelfde muziekstijl is gemaakt. Termen als aria, recitatief, adagio in het tekstboekje wijzen in de richting van een werk voor solisten, koor en een begeleidend ensemble van enige omvang. Opmerkelijk in het tekstboekje Schorer-van den Brande zijn de vermeldingen van de zangteksten voor het ‘meisje’ en de ‘jongeling’.

Behoefte aan nog meer symboliek kan de reden zijn geweest om teksten over het huwelijk en alle intimiteit die daarbij hoort evenals jeugd en volwassenheid door een jongen en een meisje te laten zingen, en niet door volwassenen. De behoefte aan de klanken van de Weense Klassieken in het vroeg negentiende-eeuwse Middelburg kan met meerdere krantenadvertenties worden geïllustreerd.

Feestelijk concert ter ere van een voornaam Zeeuws huwelijk

Wat betreft de verklanking in 1794: Als we uitgaan van een muzikale uitwerking van de tekst overeenkomstig de aanwijzingen in het tekstboekje met zelfs slechts een bescheiden ensemble, dan moet het een zeer feestelijk geheel zijn geweest. Een feestelijk concert met speciaal geschreven zangteksten en, niet onwaarschijnlijk, met voor de gelegenheid gecomponeerde muziek. Dit alles ter ere van een voornaam Zeeuws huwelijk.

Van der Palm

Deze Nederlandse cantate met samenwerkende koren van Van Sonsbeeck is opmerkelijk voor die tijd. Iemand die twee jaar later te Leiden als ondersteuner aan de wieg zou staan van het eerste West-Europese gemengde koor (lees jongerenkoor) was Johannes Hendricus van der Palm (1763-1840). We noemen hem hier omdat ook hij verbonden is met de geschiedenis van het Van de Perrehuis. Van der Palm was namelijk Van de Perres vroegere huispredikant en bibliothecaris. Van der Palm woonde in een pand naast het Van de Perrehuis. Deze woning maakt tegenwoordig als de zogeheten Domineeswoning deel uit van het Zeeuws Archiefcomplex.

Johannes Hendricus was in 1796 naar de Hollandse universiteitsstad vertrokken. Het is heel wel mogelijk dat hij, als huispredikant van de tante van de bruid, twee jaar eerder de Middelburgse huwelijksvoltrekking tussen Jacob Hendrik Schorer en Johanna Maria van den Brande had bijgewoond.

Johannes Henricus van der Palm (1763-1840), huisleraar bij J. A. van der Perre te Middelburg (1787-1794), leider der Patriotten, lid municipale raad van Middelburg (28 mei-28 juli 1795), representant van het Volk van Zeeland (22 okt. 1795-22 apr. 1796), daarna hoogleraar. Borstbeeld op gedenkteken in de St. Pieterskerk te Leiden. Staalgravure door J.B. Tetar van Elven, ca. 1785 – 1840. Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, cat.nr. ZI-IV-0709.

Experiment: het eerste gemengde koor

Van der Palm was in 1796 bij een Leids muzikaal experiment betrokken. Direct na zijn vestiging als hoogleraar Oosterse Talen aan de universiteit van Leiden, steunde Van der Palm het eerste gemengde jongerenkoor van ons land: het Zangcollege van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis aldaar.

Op het eerste concert in de Hooglandse Kerk, in december van dat jaar, werd een speciaal door Christian Friedrich Ruppe gecomponeerde kerstcantate met bijbehorende delen uitgevoerd. De voordracht van de gewezen predikant Van der Palm, waarvan de tekst later is uitgegeven, gaf de plechtigheid het karakter van een kerkdienst. De Leydse Courant van 2 januari 1797 meldt in haar recensie dat het resultaat van de ‘proeve met weeskinderen’ bewijst van welke waarde de nieuwe soort geestelijke muziek is.

Het toeval wil dat de twee composities die resteren van de muziek geschreven voor het Leidse koorgezelschap, vooralsnog de enige voorbeelden zijn van de werken die de zanggenootschappen in Holland en Zeeland hebben gezongen in de periode 1800-1820.

Verantwoording

Voor deze bijdrage is met toestemming van de auteur, Sander den Haan, gebruik gemaakt van zijn toelichtende tekst bij de tentoonstelling ‘Er zit muziek in geschiedenis’ in het Zeeuws Archief, 2002. Speciaal voor dit webartikel heeft componist en musicus Peter Kann een bijdrage geschreven over de Nederlandse cantatecultuur en de bijzonderheden van de huwelijkscantate voor het bruidspaar Schorer-van den Brande.