De tekst op de muur

In de buitenmuur bij de ingang van het Zeeuws Archief is een tekst aangebracht. De tekst heeft te maken met de ontdekking van Paaseiland en beschrijft de ontmoeting tussen een inwoner en de opvarenden.

Een oude poort van geelgeverfde steen geeft toegang tot de ingang van het Zeeuws Archief.
De muur met de tekst naast de ingang van het Zeeuws Archief.

De Middelburger Jacob Roggeveen maakte in 1721-1722 een reis waarbij hij Paaseiland ‘ontdekte’. Roggeveen had de leiding over deze expeditie van de West-Indische Compagnie (WIC), bestaande uit 3 schepen: de Thienhoven, de Arend en de Afrikaanse Galei. Doel van de expeditie was de ontdekking van het ‘Zuidland’. Dat doel werd niet bereikt, maar het in de Grote Oceaan gelegen eiland Rapa Nui werd toevallig wel ‘ontdekt’. Omdat dit gebeurde op paaszondag 5 april 1722 gaf Roggeveen het eiland de naam Paaseiland.

In de muur is een fragment afgebeeld uit het scheepsjournaal van Cornelis Bouwman, kapitein van het schip Thienhoven. Het beschrijft de ontmoeting tussen een inwoner van Paaseiland en de opvarenden. De gebeurtenis vond plaats aan boord van het schip de Arend.

Verhaal in de muur

De tekst in de muur luidt:

Dinsdagh smorgens of snagts variabel met harde vlagen, donder en weerligt. Hielden ’t af en aan, leyden ’t met den dagh na den wal, maar avanceerde weynig door ’t variabel weer. Ten 8 uuren quam een gestadige coelte, daar we wat mede naderde.

Wierden onderwylen dighte by ons een kleyn vaartuigh gewaar, daar een oud naakt mens in sat, die geweldigh schreeuwde. Ik voer met mijn sloep naar ’t selve toe, bragt hem met veel tegenscrabbelinge aan boort van den Arent, zijnde een manspersoon van diep in de 50 jaren, uyt de bruynen, met een sikje na de turkse manier, heel sterk van gestalte.

Hij verwonderde hem zeer over ’t maaksel van ons schip en alle zijn toebehooren

Hij verwonderde hem zeer over ’t maaksel van ons schip en alle zijn toebehooren, sooals wy uyt zijn mynen conde verstaan. Mits we den anderen niet in ’t minste conde verstaan, soo moesten wy ’t uyt zijn mynen en wysinge hebben.

Wy gaven hem een kleyn spiegeltjen, waarin hy sigh beschoude, waarover hy seer verschrikte, alsmede over het luyen van de klok. We gaven hem een glaasje brandewijn, ’t geen hy over zijn tronie goot en wanneer hy de kragt daarvan voelde, begon hy zijn oogen wakker te vryven; gave een tweede glaasje brandewijn nevens een wormbeschytje, daar soo te seggen niets van nuttighde; daar was een soort van schaamte in,

Vervolg van het verhaal

Het vervolg van de tekst in het logboek vertelt hoe de gebeurtenis verder verliep:

wegens zijn naaktheyt, daar hy sagh, dat wy alle gekleet waren. Hij ging deswege met zijn (h)armen en hooft op de tafel leggen; scheen daarover een oratie aan zijn godtheyt te doen, gelijk klaar genoeg uyt sijn beweginge was te sien en verhefte (de) hooft en handen menighmaal na den hemel, gebruykte veel woorden met een verheffende stem, zijnde aldus wel een half uur besigh en wanneer hy daarmede eyndigde, begon hy te springen en te singen.

Vertoonde hem seer vrolijk en verblijt. Bonden hem een laptjen zeyldoek voor zijn schamelheyt, ’t geen hem wonderwel behaagde. Hy was ook uyt de nature vrolijk van gelaat. Hy danste met de matroosen, toen wy voor hem op de viool lieten spelen. Hy verwonderde sigh niet weynigh over ’t geluyt en het maaksel van het instrument.

’t was voor ons wonderlijk te sien, dat een man alleen met soo een nietigh vaartuygh sigh soo ver in zee dorst begeven

Zijn schuytjen was van kleene stukjes hout gemaakt en met eenigh gewas aan malkanderen gehouden, zijnde van binnen met twee (h)outjes voorsien. ’t Was soo ligt dat een man het gemakkelijk kon dragen; ’t was voor ons wonderlijk te sien, dat een man alleen met soo een nietigh vaartuygh sigh soo ver in zee dorst begeven, hebbende niets ander tot zijn behulp dan een schepper, want, toen hy by ons kwam, waren wy circa dry mylen van de wal.

Hadden smiddags het midden van het eyland Z.W. ten Zuyen twee mylen van ons. De wind variabel met regen; zijnde daardoor genootsaakt om van de wal te wenden, moesten wy ons gezelschap afschepen, daar hy weynigh sin toe hadt. Dede hem, om van hem ontslagen te komen, in zijn vaartuygjen brengen, dogh hij bleef soo lange by onse schepen, tot dat hy merkte dat wy van land voeren, waarop hy sigh na de wal toe begaf.

’t Water vrij(al) hol, soo was mijn vrese of hij wel overkomen zou. Naarmiddags stilletjens met regen. Tegen den avont een moy coeltjen. Wenden ten 8 uuren oostwaarts; snagts stijve coelte.

Bronverwijzingen

Jacob Roggeveen en de ontdekking van Paaseiland

Lees een achtergrondverhaal over Roggeveen en Paaseiland

/zeeuwse-verhalen/zeeuwen-in-de-wereld/jacob-roggeveen-en-de-ontdekking-van-paaseiland/